ECLI:NL:CRVB:2009:BI4023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4498 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep inzake re-integratietraject onder de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was aangemeld voor een re-integratietraject. Het College had haar meegedeeld dat zij was aangemeld bij Rentree Reïntegratie voor een duaal traject van zes maanden. Appellante maakte bezwaar tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen dit besluit, maar het traject was inmiddels niet meer actueel en zij had een nieuw traject aangeboden gekregen.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellante het in geding zijnde traject niet had afgerond en dat er geen maatregel was opgelegd voor het niet deelnemen aan dit traject. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante geen procesbelang meer had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het oorspronkelijke traject, aangezien zij inmiddels een ander traject volgde en financiële ondersteuning ontving voor kinderopvang. De Raad concludeerde dat het geven van een uitspraak over het in geding zijnde traject alleen nog principiële betekenis had, wat niet voldoende was om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 12 mei 2009 door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en E.J.M. Heijs als leden, in aanwezigheid van griffier N.L.E.M. Bynoe.

Uitspraak

07/4498 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 juni 2007, 06/3273 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Deijkers. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door Th.M. Eijssens, werkzaam bij de gemeente Opmeer.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt, mede ten behoeve van haar gezin, een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Voor haar gelden de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB.
1.2. Bij besluit van 24 mei 2006 heeft het College appellante meegedeeld dat zij is aangemeld bij Rentree Reïntegratie voor een duaal traject Nederlandse taal voor de duur van 6 maanden.
1.4. Bij besluit van 26 september 2006 heeft het College het tegen het besluit van 24 mei 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
26 september 2006 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad zal eerst ingaan op de ter zitting door de vertegenwoordiger van het College opgeworpen vraag of appellante nog belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het in geding zijnde traject.
4.2. Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende - ter zitting van de Raad naar voren gekomen - feiten en omstandigheden van belang. Appellante heeft het in geding zijnde traject niet afgerond. Dit traject is niet meer actueel. Nadien is haar een nieuw traject aangeboden. Daartegen heeft appellante bezwaar gemaakt, welk bezwaar ongegrond is verklaard. Thans loopt een (derde) traject dat vooralsnog in hoofdzaak voorziet in deelname van appellante aan een taalstage voor 1 dagdeel per week. Het op dat traject betrekking hebbende trajectplan is door appellante ondertekend. Zij neemt daadwerkelijk aan het traject deel en ontvangt daarvoor vanwege de gemeente financiële ondersteuning voor kinderopvang. Het College heeft appellante geen maatregel opgelegd ter zake van het niet deelnemen aan het in geding zijnde traject of een van de vervolgtrajecten.
4.3. Appellante ziet in de omvang en de invulling van het thans door haar gevolgde traject een ondersteuning van haar standpunt dat met het aanbieden van het in geding zijnde traject niet voldoende rekening was gehouden met haar gezinssituatie. Naar haar mening heeft zij er - ook voor de toekomst - belang bij dat de Raad vaststelt dat het aanvankelijk aangeboden traject niet juist was.
4.4. Naar het oordeel van de Raad moet worden aangenomen dat appellante geen (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Naast hetgeen is vermeld in onderdeel 4.2 neemt de Raad daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat ten aanzien van het niet deelnemen aan het onderhavige traject nog een maatregel wordt overwogen en dat appellante niet heeft gesteld dat er grond is voor het toekennen van schadevergoeding. Ook overigens is de Raad niet van enig resterend belang gebleken. Daarvoor is onvoldoende dat mogelijk in de toekomst tussen partijen wederom discussie ontstaat over (de invulling van) een re-integratietraject. Het geven van een uitspraak over het in geding zijnde traject heeft derhalve thans uitsluitend nog principiële betekenis. De Raad heeft meermalen uitgesproken dat hij daartoe niet is gehouden. De Raad is slechts gehouden tot het beslechten van geschillen.
4.5. Het voorgaande brengt mee dat hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.F Bandringa en E.J.M. Heijs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2009.
(get.) C. van Viegen.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
RB