ECLI:NL:CRVB:2009:BI3733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de rol van deskundigen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van betrokkene door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Middelburg op 1 april 2008 een eerdere beslissing had genomen. Het Uwv had in 2005 de uitkering van betrokkene, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd waarom de uitkering moest worden stopgezet en had advies ingewonnen bij twee deskundigen: een reumatoloog en een orthopedisch chirurg.
Het Uwv stelde in hoger beroep dat de rechtbank de orthopedisch chirurg niet had mogen bevragen over de gehele Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), maar enkel over de aandoening congenitale dysplasie. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank vrij was om de deskundigen te vragen naar hun opvattingen over de gehele FML. De Raad benadrukte dat het oordeel van onafhankelijke deskundigen in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er feiten zijn die dit rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat het Uwv niet had aangetoond dat de rechtbank onterecht had gehandeld door de orthopedisch chirurg te betrekken bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van betrokkene, die op € 644,-- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigen in het proces van beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om goed onderbouwde besluiten te nemen.