ECLI:NL:CRVB:2009:BI3733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2145 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de rol van deskundigen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van betrokkene door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Middelburg op 1 april 2008 een eerdere beslissing had genomen. Het Uwv had in 2005 de uitkering van betrokkene, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd waarom de uitkering moest worden stopgezet en had advies ingewonnen bij twee deskundigen: een reumatoloog en een orthopedisch chirurg.

Het Uwv stelde in hoger beroep dat de rechtbank de orthopedisch chirurg niet had mogen bevragen over de gehele Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), maar enkel over de aandoening congenitale dysplasie. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank vrij was om de deskundigen te vragen naar hun opvattingen over de gehele FML. De Raad benadrukte dat het oordeel van onafhankelijke deskundigen in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er feiten zijn die dit rechtvaardigen.

De Raad concludeerde dat het Uwv niet had aangetoond dat de rechtbank onterecht had gehandeld door de orthopedisch chirurg te betrekken bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van betrokkene, die op € 644,-- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigen in het proces van beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om goed onderbouwde besluiten te nemen.

Uitspraak

08/2145 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 1 april 2008, 05/973 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
en
appellant
Datum uitspraak: 8 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.J.J. Jansen, advocaat te Kapelle, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009.
Appellant was niet vertegenwoordigd. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Jansen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd het besluit van 24 mei 2005, waarbij de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 25 juli 2005 is ingetrokken.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van 30 augustus 2005 gegrond verklaard na het inwinnen van advies bij de reumatoloog dr. G.H.C. Schardijn en de orthopedisch chirurg H.J.A. Kruls.
2.2. Blijkens zijn rapportage van 29 maart 2007 kon Schardijn instemmen met de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van betrokkene, en moest betrokkene in alle redelijkheid geacht worden de functies van telefonist/centralist, telefonist taxicentrale en administratief medewerker schadeverzekering te kunnen verrichten.
Tevens heeft hij geconcludeerd dat een van de betrokkene voorgehouden functies administratief medewerker theoretisch ongeschikt zou kunnen zijn. Voorts heeft hij geadviseerd betrokkene door een deskundige op het gebied van de orthopedie te laten beoordelen ? temeer daar in één van de röntgenverslagen ook nog melding wordt gemaakt van een congenitale dysplasie van de beide heupkommen?.
2.3. Uit de rapportage van Kruls van 9 oktober 2007, zoals nader toegelicht bij brieven van 30 november en 18 december 2007, valt af te leiden dat hij niet kan instemmen met de belastbaarheid van betrokkene, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 april 2005, dat hij betrokkene niet in staat acht om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken en dat zowel de telefonistenfuncties als de administratieve medewerkerfuncties voor betrokkene niet geschikt zijn.
Ten aanzien van de opmerking van de reumatoloog Schardijn dat er sprake zou zijn van congenitale dysplasie van beide heupkoppen deelt hij mee dat dit niet het geval is en dus geen rol speelt in het ziektebeloop.
3.1. Het Uwv heeft in hoger beroep, evenals bij de rechtbank, verzocht de rapportage van de deskundige Kruls buiten beschouwing te laten, aangezien hij zich door de te ruim geformuleerde vraagstelling van de rechtbank ten onrechte niet heeft beperkt tot de beoordeling van de aandoening congenitale dysplasie waarvoor zijn specifieke deskundigheid noodzakelijk werd geacht, terwijl bovendien bleek dat die aandoening nooit heeft bestaan.
3.2. Betrokkene heeft zich in het verweerschrift geheel achter de aangevallen uitspraak geschaard.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. De Raad deelt niet het standpunt van het Uwv dat de rechtbank Kruls slechts had mogen bevragen over de mogelijke congenitale dysplasie. Het staat de rechtbank vrij, het advies volgende van de reumatoloog, ook de orthopedisch chirurg te verzoeken zijn opvatting over de gehele FML te geven. Overigens wijst de Raad erop dat, gelet op de beantwoording van vraag 4 door de reumatoloog, deze deskundige niet alleen het oog had op laatst genoemde aandoening. Naar het oordeel van de Raad hebben de reumatoloog en de orthopedisch chirurg betrokkene voorts ieder vanuit hun eigen specifieke deskundigheid beoordeeld. Voor het buiten beschouwing laten van het oordeel van Kruls, zoals verzocht door het Uwv, ziet de Raad geen aanleiding. De aandoening van betrokkene heeft mede een orthopedische achtergrond. De Raad wijst erop dat betrokkene zes keer door een orthopedisch chirurg is geopereerd voor haar gewrichtsklachten. De omstandigheid dat de reumatoloog op zijn vakgebied geen beperkingen heeft kunnen vaststellen tot het verrichten van de geduide functies doet niet af aan het oordeel van de orthopedisch chirurg.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van het Uwv niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een recht van € 433,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. de Wit.
CVG