ECLI:NL:CRVB:2009:BI3525

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5981 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toeslag op basis van beëindiging WAO-uitkering door het bereiken van de 65-jarige leeftijd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). De zaak betreft een betrokkene die in Nederland werkzaamheden heeft verricht en een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) ontving, aangevuld met een toeslag op basis van de TW. De betrokkene, geboren op 9 februari 1936, is in 1989 naar Turkije teruggekeerd, maar ontving nog steeds een uitkering. In 2003 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de toeslag van de betrokkene beëindigd, omdat de WAO-uitkering per 1 februari 2001 was beëindigd door het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het besluit van het Uwv vernietigd, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de intrekking van de toeslag terecht was. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene op 1 juli 2003 geen recht meer had op een uitkering ingevolge de TW, omdat de WAO-uitkering al per 1 februari 2001 was beëindigd. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante wetgeving en internationale verdragen die van toepassing zijn op de sociale zekerheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2009.

Uitspraak

04/5981 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2004, 03/5961 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te Turkije (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 23 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding appellant in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant mede verstaan het Lisv.
1.2. Betrokkene, geboren op 9 februari 1936, heeft in Nederland werkzaamheden verricht. In verband met arbeidsongeschiktheid is aan hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) toegekend, aangevuld met een uitkering ingevolge de Toeslagenwet (TW). Betrokkene is met behoud van deze uitkering volgens eigen opgaaf op 4 januari 1989 naar Turkije teruggekeerd.
1.3. Appellant heeft op enig moment aan betrokkene medegedeeld dat de aan hem toegekende toeslag vanaf 1 januari 2000 in een periode van 3 jaar wordt afgebouwd op grond van de Wet beperking export uitkeringen.
1.4. Bij uitspraak van 14 maart 2003 (LJN AF5937) heeft de Raad de afbouw van de toeslag in strijd geacht met het bepaalde in artikel 5, eerste lid van Verdrag 118 betreffende gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen op het gebied van de sociale zekerheid van 28 juni 1962 (hierna: IAO-verdrag 118). Naar aanleiding van deze uitspraak heeft appellant aan betrokkene de bedragen die sedert 1 januari 2001 in mindering waren gebracht op de uitkering alsnog uitbetaald onder vergoeding van de wettelijke rente.
1.5. Bij besluit van 18 augustus 2003 heeft appellant de toeslag van betrokkene ingevolge artikel 4a van de TW per 1 juli 2003 beëindigd. Bij besluit op bezwaar van 10 november 2003 (hierna: bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 18 augustus 2003 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 18 augustus 2003 herroepen. Daartoe heeft zij overwogen dat de intrekking van de toeslag per voornoemde datum in strijd is met artikel 5, eerste lid, van IAO-verdrag 118, en voorts in strijd is met artikel 6, eerste lid, van Besluit 3/80 van Associatieraad EG-Turkije, artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten.
3. In hoger beroep is namens appellant naar voren gebracht, dat uit nadere controle van het dossier is gebleken dat betrokkene vanaf 1 februari 2001 geen recht meer had op een toeslag, omdat de WAO-uitkering op die datum reeds was beëindigd in verband met het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Namens appellant is voorts betoogd dat betrokkene geen belang meer had bij het indienen van bezwaar tegen het besluit van 18 augustus 2003, aangezien van een beëindiging van de toeslag met ingang van 1 juli 2003 geen sprake kon zijn.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. In geschil is of betrokkene op 1 juli 2003 aanspraak kon doen gelden op een uitkering op grond van de TW.
4.3. Ingevolge artikel 49 van de WAO neemt de arbeidsongeschiktheidsuitkering een einde met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
4.4. De Raad stelt vast dat betrokkene op 9 februari 2001 de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, waardoor betrokkene op grond van deze bepaling met ingang van 1 februari 2001 geen recht meer had op een WAO-uitkering. Mitsdien had betrokkene ingevolge artikel 2, eerste lid en onder a, TW per 1 februari 2001 evenmin recht op een toeslag op grond van de TW.
4.5. Dit houdt in dat, nu gebleken is dat de WAO-uitkering reeds per 1 februari 2001 is beëindigd in verband met het bereiken van de 65-jarige leeftijd, appellant terecht heeft vastgesteld dat betrokkene op 1 juli 2003 geen aanspraak kon maken op een uitkering ingevolge de TW.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt, de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en het beroep tegen het bestreden besluit alsnog ongegrond dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar van 10 november 2003 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 april 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
RB
III. KARAR
Merkezi Temyiz Mahkemesi (De Centrale Raad van Beroep) daha önce mahkeme tarafindan verilen karari bozmustur.
Merkezi Temyiz Mahkemesi 10 kasim 2003 tarihinde verilen karara karsi yapilan itiraz ret etmistir.
Bu karar hakim M.M. van der Kade tarafindan verilmistir.
Bu karar 23 nisan 2009 tarihinde katip W. Altenaar' in huzurunda umuma açik bir durusma da verilmistir.
M.M. van der Kade,
Hakim
W. Altenaar
Katip
mahkeme