de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 augustus 2007, 06/6042
(hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 24 april 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en daarbij een gezamenlijke rapportage van bezwaarverzekeringsarts J.W.H.J. Verzijden en bezwaararbeidsdeskundige F. van den Berg van 6 november 2007 en een rapportage van diezelfde datum van bezwaararbeidsdeskundige Van den Berg ingestuurd.
Namens betrokkene heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat te Arnhem, een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 8 april 2008 heeft appellant een rapportage van bezwaarverzekeringsarts Verzijden van 4 april 2008 ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 13 maart 2009. Namens betrokkene zijn haar gemachtigde en haar echtgenoot verschenen. Namens het Uwv is verschenen J. van den Elsaker.
1.1. Betrokkene was laatstelijk werkzaam als administratief medewerkster voor 32 uur per week. In 1998 is zij voor die werkzaamheden uitgevallen wegens rugklachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan betrokkene met ingang van
31 augustus 1999 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 26 januari 2006 heeft het Uwv aan betrokkene meegedeeld dat haar WAO-uitkering met ingang van 27 maart 2006 ongewijzigd wordt voortgezet (lees: wordt herzien) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
1.4. Bij besluit van 18 oktober 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 26 januari 2006 ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Verder heeft de rechtbank beslissingen gegeven over vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. Daartoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Tevens is er geen grond voor het oordeel dat het Uwv de belastbaarheid van betrokkene, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 8 december 2005, door het Uwv is overschat. Wel is er sprake van een zogenoemde verborgen beperking op het item 4.11.3. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank een ernstige beperking; bovendien is door de bezwaarverzekeringsarts niet gemotiveerd waarom de geduide functies desondanks passend zijn. Gelet hierop mist het bestreden besluit een voldoende medische grondslag.
2.2. Tevens mist het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank een voldoende arbeidskundige grondslag. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de functie van assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) niet aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd omdat daarin sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van betrokkene op het item 4.11.3 (frequent buigen tijdens het werk). Dit geldt eveneens voor de reservefunctie telefonist, receptionist (sbc-code 315120), maar dan wat betreft het item 5.1 (zitten). De nadere toelichting op de (schijnbare) overschrijdingen in het - tijdens beroep overgelegde -arbeidskundige rapport van 28 juni 2007 heeft de rechtbank onvoldoende geacht, nu daarin sprake is van een ontoelaatbare relativering van de vastgestelde belastbaarheid. Na het vervallen van de twee voornoemde functies resteren er onvoldoende functies om de schatting op te baseren.
3.1. Het hoger beroep van het Uwv richt zich tegen het oordeel van de rechtbank wat betreft de verborgen beperking op het item 4.11.3 van de FML. Tevens richt het hoger beroep van het Uwv zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de functies assistent consultatiebureau en telefonist, receptionist niet aan de schatting ten grondslag mogen worden gelegd omdat daarin sprake is van een ontoelaatbare overschrijding van de belastbaarheid van betrokkene.
3.2. Betrokkene heeft zelf geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Betrokkene heeft zich wat betreft beide punten in verweer gesteld achter het oordeel van de rechtbank. Tevens heeft betrokkene gereageerd op het in hoger beroep door het Uwv overgelegde gezamenlijke rapport van de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts van 6 november 2007 en het rapport van de bezwaararbeids-deskundige van diezelfde datum.
4.1. Nu alleen het Uwv hoger beroep heeft ingesteld, staat naar het oordeel van de Raad de FML van 8 december 2005 niet meer ter beoordeling, behoudens het item 4.11.3. Met inachtneming van die FML staat voorts de medische geschiktheid van de functies assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) en telefonist, receptionist (sbc-code 315120) ter beoordeling.
4.2.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2.2. Naar het oordeel van de Raad bevat de nadere toelichting op het item 4.11.3 (frequent buigen) die door bezwaarverzekeringsarts Verzijden is gegeven in het rapport van 6 november 2007 en in het rapport van 4 april 2008 een ontoelaatbare relativering van de belastbaarheid. Daartoe overweegt de Raad dat deze bezwaarverzekeringsarts eerst in hoger beroep heeft toegelicht dat bij een hoek van 30 of 45 graden de frequentie mag oplopen tot 50 maal per uur. Naar het oordeel van de Raad had deze nadere toelichting al in de toelichting van de verzekeringsarts op het item 4.11.3 van de FML geplaatst moeten worden. Daarbij heeft bezwaarverzekeringsarts Verzijden in de beroepsfase een andere toelichting gegeven in het rapport van 1 maart 2007, namelijk dat een grotere beperking niet mogelijk is in de FML en dat deze beperking zondermeer leidt tot overleg met de arbeidsdeskundige.
4.2.3. Naar het oordeel van de Raad zijn de geduide functies echter wel geschikt te achten. Daartoe overweegt de Raad als volgt.
4.2.4. Ter zitting heeft het Uwv alsnog de functie assistent consultatiebureau met functienummer 9381-9983-005 (sbc-code 372091) laten vervallen, evenals de functie telefonist, receptionist (sbc-code 315120). Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 staat dan nog ter beoordeling of de functie assistent consultatiebureau met functienummer 9461-0500-004 (sbc-code 372091) in medisch opzicht passend te achten is voor betrokkene. Ongeacht de in hoger beroep gegeven nadere toelichting van de bezwaarverzekeringsarts op het item 4.11.3 beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend. Met het rapport van 6 november 2007 van bezwaararbeidsdeskundige Van den Berg is afdoende gemotiveerd dat het aantal keren buigen verminderd kan worden door in plaats daarvan te knielen of te hurken, waarvoor betrokkene niet beperkt is, dan wel door gebruik te maken van een in hoogte verstelbare stoel of een rolkruk. In dit verband merkt de Raad nog op dat betrokkene wel beperkt is wat betreft geknield of gehurkt actief zijn, maar dat daarvan moet onderscheiden worden de dynamische handeling van knielen of hurken zoals hiervoor genoemd.
5. De vaststelling dat het bestreden besluit eerst in hoger beroep is voorzien van een deugdelijke onderbouwing leidt de Raad tot de conclusie dat de rechtbank, zij het op andere gronden, het bestreden besluit terecht heeft vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geheel in stand kunnen worden gelaten. Daaruit volgt tevens dat de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij aan het Uwv is opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, niet in stand kan blijven.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- (1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van die uitspraak;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en R. Kruisdijk en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 april 2009.