ECLI:NL:CRVB:2009:BI2518

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4789 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een werkhervattingsuitkering aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten onder de Wet WIA

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 juli 2007, waarin het bezwaar tegen de toekenning van een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die zijn werkzaamheden op 11 juni 2004 had gestaakt vanwege hartklachten, had op 8 februari 2006 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. Het Uwv kende hem bij besluit van 7 november 2006 een WGA-uitkering toe, maar dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts D.J.M. ten Holder in overweging genomen, die appellant maximaal voor 4 uur per dag belastbaar achtte. De Raad constateerde dat de arbeidskundige grondslag van de toekenning van de WGA-uitkering niet meer toereikend was, omdat de functie van schoonmaker hotel, die als basis diende voor de schatting, was komen te vervallen. De Raad oordeelde dat de relativering van de belastbaarheid door de bezwaararbeidsdeskundige niet was toegestaan, wat leidde tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak vernietigd moest worden.

De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 145,- aan appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 10 april 2009.

Uitspraak

07/4789 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 juli 2007, 07/433 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft een nadere vraagstelling naar het Uwv doen uitgaan.
Bij schrijven van 13 januari 2009 met bijlagen heeft het Uwv hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2009. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door B. de Weijer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 11 juni 2004 zijn werkzaamheden gestaakt in verband met hartklachten. Op 8 februari 2006 heeft hij het Uwv verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 7 november 2006 appellant met ingang van 3 juni 2006 een werkhervattings-uitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA (WGA-uitkering) toegekend.
1.3. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 22 februari 2007 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald niet geschikt te zijn om te werken en dan ook volledig arbeidsongeschikt te zijn.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De medische beoordeling in deze zaak is mede gebaseerd op het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van D.J.M. ten Holder. In zijn rapport van 18 augustus 2006 schrijft hij dat hij appellant maximaal voor 4 uur per dag belastbaar acht voor arbeid.
4.3. De arbeidskundige grondslag is gebaseerd op drie functies, waarbij de functies bij SBC-code 111332 (schoonmaker hotel) een urenomvang kennen van 4 ½ uur per dag.
4.4. In hoger beroep heeft bezwaararbeidsdeskundige T.E.A. de Groot de vraag aan Ten Holder voorgelegd of deze overschrijding van de medische urenbeperking acceptabel is. Deze heeft daar op geantwoord: “De gebruikte max termen komen waarschijnlijk voort uit gewoonte. Ik bedoelde daarmee 4 uur per dag, waarbij enige overschrijding (welke kant dan ook) is toegestaan.”
4.5. De Raad is van oordeel dat deze mededeling, alleen al omdat deze niet verder wordt toegelicht, bezwaarlijk anders kan worden opgevat dan een volgens vaste rechtspraak niet toegestane relativering achteraf van de aangegeven belastbaarheid.
4.6. De Raad stelt voorts vast dat met het vervallen van de hiervoor genoemde functie deze schatting een toereikende arbeidskundige grondslag ontvalt.
4.7. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en het Uwv een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 22 februari 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van appellant;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten tot € 966,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.L. de Gier.
MH