ECLI:NL:CRVB:2009:BI1151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de beoordeling van vervoersproblemen in het kader van agorafobie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2007. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van appellant vernietigd, waarbij de rechtbank een onafhankelijke deskundige had ingeschakeld om de medische beperkingen van betrokkene te beoordelen. Betrokkene, die lijdt aan een paniekstoornis met agorafobie, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn WAO-uitkering, die was aangepast van 45-55% naar 65-80% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berustte.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts niet heeft gevolgd. De Raad heeft het rapport van de ingeschakelde psychiater, dr. H.N. Sno, als zorgvuldig en goed gemotiveerd beoordeeld. Sno concludeerde dat de vervoersproblemen van betrokkene onvoldoende waren meegenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de deskundige had gevolgd en dat er geen aanleiding was om van deze hoofdregel af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,-.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische beperkingen en de noodzaak om rekening te houden met specifieke omstandigheden van de betrokkene, zoals vervoersproblemen in het geval van agorafobie. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.