ECLI:NL:CRVB:2009:BI0879

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4159 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering naar de naasthogere rang van sergeant-majoor

In deze zaak heeft appellant, een beroepsmilitair bij de Koninklijke Marine, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn verzoek om bevordering naar de rang van sergeant-majoor werd afgewezen. Appellant was werkzaam in de functie van medewerker bij een specifiek onderdeel van de marine en had in januari 2006 verzocht om bevordering. Dit verzoek werd afgewezen op basis van het reorganisatieplan en de bijbehorende conversietabel, die aangaven dat voor zijn functie bij de Koninklijke Marine de rang van sergeant (SGT) gold, terwijl bij andere krijgsmachtonderdelen de rang van sergeant-majoor (SM) werd toegekend.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 april 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 26 februari 2009 is de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door mr. W.E. Louwerse en de commandant door mr. A.M. Rentema. De Raad heeft vastgesteld dat de rangindeling van appellant in overeenstemming was met het reorganisatieplan en dat het verschil in rangindeling niet onterecht was. Appellant had betoogd dat het verschil in rangindeling niet in lijn was met het Besluit volgorde rangen en standen, maar de Raad oordeelde dat de indeling van de functie van appellant in de rang SGT gerechtvaardigd was.

De Raad concludeerde dat de commandant niet verplicht was om de gemaakte fout van het toekennen van een hogere rang aan enkele collega’s van appellant te herhalen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier P.W.J. Hospel.

Uitspraak

07/4159 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 juni 2007, 06/8971 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant der Zeestrijdkrachten (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 2 april 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met soortgelijke gedingen, plaatsgevonden op 26 februari 2009. Namens appellant is verschenen mr. W.E. Louwerse, werkzaam bij VBM/NOV. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Rentema, werkzaam bij het ministerie van Defensie. Na de behandeling zijn de zaken gesplitst; thans wordt in deze zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant is als beroepsmilitair bij de Koninklijke marine (KM) geplaatst in de functie medewerker [naam onderdeel] met als rang sergeant (SGT).
In januari 2006 heeft appellant de commandant verzocht om hem te bevorderen naar de naasthogere rang van sergeant-majoor (SM). Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 9 februari 2006, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 5 september 2006. Overwogen is, samengevat, dat blijkens de bij het geldende reorganisatieplan [onderdeel] behorende conversietabel, welke is opgesteld vanwege de ten opzichte van de andere krijgsmachtonderdelen afwijkende salarisschalen bij de KM, voor een functie waaraan bij de andere krijgsmachtonderdelen de rang van SM is toegekend bij de KM de rang van SGT geldt.
1.2. In beroep heeft appellant, evenals in bezwaar, vooral betoogd dat het gemaakte verschil in rangindeling zich niet verdraagt met de omstandigheid dat ingevolge het Besluit volgorde rangen en standen zee-, land- en luchtmacht de rang van SM bij alle krijgsmachtonderdelen met hetzelfde volgnummer is aangeduid. In overeenstemming daarmee is, aldus appellant, ook in het personeelsbeheersysteem Peoplesoft de functie van appellant aangeduid als SMJR/SMJRMARNS, waarvan de laatste afkorting betekent sergeant-majoor der mariniers. Verder heeft appellant erop gewezen dat verscheidene, bij het [onderdeel] geplaatste, marinecollega’s wel de naasthogere rang hebben gekregen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
3.1. Ook voor de Raad is genoegzaam komen vast te staan dat de rangindeling van appellant is geschied in overeenstemming met het reorganisatieplan [onderdeel], en de daarbij behorende conversietabel voor de KM. Uit die tabel en de daarbij behorende stukken acht de Raad buiten twijfel naar voren komen dat de functie die appellant bekleedt voor de andere krijgsmachtonderdelen is ingedeeld in de rang SM en voor de KM in de rang SGT. Evenzeer is duidelijk dat dit onderscheid te maken heeft met historisch gegroeide salarisverschillen tussen de KM enerzijds en de andere krijgsmachtonderdelen anderzijds.
3.2. De opvatting van appellant dat het onder 3.1 vermelde rangsverschil vanuit hiërarchisch oogpunt onwenselijk is, acht de Raad op zichzelf niet onbegrijpelijk. Aan de andere kant is ook duidelijk dat het in de huidige defensieorganisatie niet wenselijk is dat voor dezelfde functie andere salarissen zouden gelden al naar gelang de betreffende persoon tot het personeel van de KM behoort of tot dat van de andere krijgsmacht-onderdelen. De oplossing die door de defensieorganisatie daarvoor is gevonden oordeelt de Raad in dit licht aanvaardbaar. Voorts dient ook de indeling die in Peoplesoft is vermeld in relatie tot het reorganisatieplan en de daarbij behorende conversietabel te worden bezien; aan die vermelding alleen kan dus niet een aanspraak op bevordering worden ontleend.
3.3. De commandant heeft aangegeven dat weliswaar een drietal collega’s van appellant wel in de naasthogere rang is ingedeeld, maar dat die indeling een uitzondering is en berust op een verder niet na te volgen abuis. De Raad heeft in de gedingstukken en het verhandelde ter zitting geen aanknopingspunt gevonden om hieraan te twijfelen. In overeenstemming met de vaste rechtspraak van de Raad kan niet van de commandant worden gevergd de gemaakte fout te herhalen.
3.4. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en M.C. Bruning als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 april 2009.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD