ECLI:NL:CRVB:2009:BH9984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake ouderlijke bijdrage en kostenvergoeding in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het beroep van appellanten, gericht tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) van 3 februari 2007, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit hield in dat de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellante voor het jaar 2007 op nihil was gesteld. De rechtbank oordeelde dat appellanten geen belang hadden bij de beoordeling van hun beroep, omdat zij met hun beroep niet meer konden bereiken dan reeds in bezwaar was bereikt.
Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. B. van Dijk, stelden in hoger beroep dat de aangevallen uitspraak vernietigd diende te worden. Zij voerden aan dat er procesbelang bestond, omdat er nog niet was beslist op een eerder bezwaar tegen een besluit van 6 oktober 2006, dat betrekking had op een verrekening van studieschuld. Daarnaast stelden zij dat de IB-Groep ten onrechte niet was veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand in bezwaar.
De IB-Groep verweerde zich door te stellen dat het besluit van 6 oktober 2006 geen rol speelde in deze procedure en dat de kostenvergoeding niet mogelijk was, omdat daar niet om was verzocht voordat op het bezwaar was beslist. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om de kosten van behandeling van bezwaar te vergoeden, aangezien niet tijdig om vergoeding was gevraagd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden.