ECLI:NL:CRVB:2009:BH9984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-158 WSF + 08-159 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake ouderlijke bijdrage en kostenvergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het beroep van appellanten, gericht tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) van 3 februari 2007, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit hield in dat de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellante voor het jaar 2007 op nihil was gesteld. De rechtbank oordeelde dat appellanten geen belang hadden bij de beoordeling van hun beroep, omdat zij met hun beroep niet meer konden bereiken dan reeds in bezwaar was bereikt.

Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. B. van Dijk, stelden in hoger beroep dat de aangevallen uitspraak vernietigd diende te worden. Zij voerden aan dat er procesbelang bestond, omdat er nog niet was beslist op een eerder bezwaar tegen een besluit van 6 oktober 2006, dat betrekking had op een verrekening van studieschuld. Daarnaast stelden zij dat de IB-Groep ten onrechte niet was veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand in bezwaar.

De IB-Groep verweerde zich door te stellen dat het besluit van 6 oktober 2006 geen rol speelde in deze procedure en dat de kostenvergoeding niet mogelijk was, omdat daar niet om was verzocht voordat op het bezwaar was beslist. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om de kosten van behandeling van bezwaar te vergoeden, aangezien niet tijdig om vergoeding was gevraagd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden.

Uitspraak

08/158 WSF en 08/159 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] en [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 november 2007, 07/142 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 27 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2009. Appellanten waren vertegenwoordigd door mr. Van Dijk en de IB-Groep door mr. G.J.M. Naber.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten gericht tegen het besluit van 3 februari 2007, waarbij de IB-Groep – beslissend op bezwaar – de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellante [appellante] voor het jaar 2007 ten behoeve van appellant [appellant] op nihil heeft gesteld, niet ontvankelijk verklaard.
1.2. De aangevallen uitspraak rust – kort samengevat – op de overweging dat appellanten geen belang bij beoordeling van hun beroep hebben, omdat de veronderstelde ouderlijke bijdrage reeds op nihil is gesteld en een verdere verlaging mitsdien niet tot de mogelijkheden behoort.
2.1. In hoger beroep hebben appellanten zich op het standpunt gesteld dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Naar hun mening bestaat er procesbelang omdat nog niet is beslist op het bezwaar gericht tegen het besluit van 6 oktober 2006, Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 3 inzake een verrekening van studieschuld. Voorts achten zij het onjuist dat in de aangevallen uitspraak is nagelaten de IB-Groep te veroordelen in de gemaakte kosten van rechtsbijstand in bezwaar.
2.2. De IB-Groep heeft in verweer gesteld dat het besluit van 6 oktober 2006 – een besluit tot verrekening van een zogenoemde kortlopende schuld van appellant [appellant] – op geen enkele wijze een rol speelt in deze procedure. In deze procedure is slechts een besluit in geding tot vaststelling van de ouderlijke bijdrage.
2.3. De IB-Groep heeft voorts – onder verwijzing naar artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – aangevoerd dat een veroordeling in de kosten als waarom door de gemachtigde van appellanten is gevraagd niet tot de mogelijkheden behoort, reeds omdat niet voor het besluit op bezwaar om vergoeding van deze kosten is gevraagd.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Met de rechtbank en op dezelfde gronden is de Raad van oordeel dat appellanten geen belang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Terecht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat appellanten met hun beroep niet meer kunnen bereiken dan zij reeds in bezwaar hebben bereikt. Terecht heeft de rechtbank appellanten dan ook
niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.
3.3. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd ter zake van het besluit van 6 oktober 2006, nr. 3 speelt in deze procedure – naar de IB-Groep terecht heeft aangegeven – geen rol.
Omtrent hetgeen appellanten hebben aangevoerd ter zake van het besluit van 6 oktober 2006 heeft de Raad overigens geoordeeld in zijn uitspraak van heden, nummer 08/155 WSF.
3.4. Terecht heeft de rechtbank geen aanleiding gezien te bepalen dat de kosten van behandeling van bezwaar dienen te worden vergoed. Dit omdat niet voordat op bezwaar is beslist, is verzocht om vergoeding van die kosten. Artikel 7:15, derde lid, van de Awb maakt in zo’n geval vergoeding van die kosten niet mogelijk.
3.5. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM