ECLI:NL:CRVB:2009:BH9293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1813 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding van opleidingskosten onder de Werkloosheidswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die verzoekt om volledige vergoeding van de door hem gemaakte opleidingskosten van € 12.120,-. De appellant heeft in 2003 en 2004 een post-HBO opleiding tot professioneel trainer/coach gevolgd aan de JJ Trainers Academie te Deventer, terwijl hij in het bezit was van een WW-uitkering. Op 18 november 2005 heeft hij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verzocht om de kosten van deze opleiding te vergoeden. Het Uwv heeft deze aanvraag echter afgewezen, wat leidde tot een rechtsgang waarbij de rechtbank Amsterdam de eerdere afwijzing van het Uwv vernietigde en het Uwv opdroeg om een schadevergoeding van € 5.000,- aan de appellant te betalen.

In hoger beroep stelt de Raad voor de Rechtspraak vast dat hoofdstuk VI van de Werkloosheidswet (WW), dat betrekking heeft op re-integratiemaatregelen, geen wettelijke basis biedt voor de vergoeding van opleidingskosten die reeds voor de aanvraag zijn gemaakt. De Raad concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor de gevraagde vergoeding en dat de appellant met het toegekende schadebedrag van € 5.000,- niet tekort is gedaan. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2009, en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

08/1813 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2008, 07/1196 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 maart 2009.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. D.E. de Hoop, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Appellant heeft met behoud van zijn WW-uitkering in 2003 en 2004 een post-HBO opleiding tot professioneel trainer/coach gevolgd aan de JJ Trainers Academie te Deventer. Op 18 november 2005 heeft appellant het Uwv gevraagd de kosten van deze opleiding aan hem te vergoeden. Bij besluit van 9 februari 2006 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en - nadat het Uwv het bezwaar ongegrond heeft verklaard - beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het Uwv opgedragen opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Bij het bestreden besluit van 11 mei 2007 heeft het Uwv het bezwaar van appellant wederom ongegrond verklaard en het besluit van 9 februari 2006 gehandhaafd.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd voor zover aan appellant geen schadevergoeding is toegekend. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en het Uwv veroordeeld tot een schadevergoeding van € 5.000,- te betalen aan appellant. Het Uwv heeft in deze uitspraak berust.
4. In hoger beroep voert appellant aan dat hij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een volledige vergoeding van de door hem gemaakte opleidingskosten van € 12.120,-. Subsidiair, namelijk voor zover sprake zou zijn van enige verwijtbaarheid bij appellant, is appellant van mening dat in ieder geval de helft van de opleidingskosten voor vergoeding in aanmerking komt.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. Ter zitting hebben partijen niet kunnen aangeven op basis van welke wettelijke bepaling aanspraak bestaat op de gevraagde vergoeding. De Raad stelt vast dat hoofdstuk VI van de WW, dat ziet op re-integratiemaatregelen, geen wettelijke grondslag biedt om de kosten van een opleiding die reeds voor de aanvraag is genoten, te vergoeden. Ook overigens ziet de Raad geen wettelijke grondslag om tot vergoeding van deze kosten over te gaan. De Raad is dan ook van oordeel dat appellant met het hem ten titel van schadevergoeding toegekende bedrag van € 5.000,- zeker niet tekort is gedaan.
5.2. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en H.G. Rottier en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) P. Boer.
BvW