ECLI:NL:CRVB:2009:BH8766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de WAO-uitkering en de medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering, die was aangepast van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 13 februari 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A.B. Froentjes.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep de medische grondslag van het bestreden besluit heeft gewijzigd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de vastgestelde beperkingen van appellant. Appellant heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd die aantonen dat hij op de datum in geding meer of anders beperkt was dan vastgesteld. De Raad onderschrijft de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep begroot op € 966,--, te betalen door het Uwv. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de niet-ontvankelijkheidverklaring van het beroep gericht tegen een besluit van 13 februari 2006. De Raad heeft bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 143,-- aan hem vergoedt.