ECLI:NL:CRVB:2009:BH8766

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-631 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de WAO-uitkering en de medische grondslag van het bestreden besluit

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering, die was aangepast van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 13 februari 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A.B. Froentjes.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep de medische grondslag van het bestreden besluit heeft gewijzigd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de vastgestelde beperkingen van appellant. Appellant heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd die aantonen dat hij op de datum in geding meer of anders beperkt was dan vastgesteld. De Raad onderschrijft de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.

De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep begroot op € 966,--, te betalen door het Uwv. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de niet-ontvankelijkheidverklaring van het beroep gericht tegen een besluit van 13 februari 2006. De Raad heeft bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 143,-- aan hem vergoedt.

Uitspraak

07/631 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 december 2006, 06/843
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.F.C. van Megen, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2009.Appellant is niet verschenen.Het Uwv was vertegenwoordigd door A.B. Froentjes.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 28 juli 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv – beslissend op bezwaar – de WAO-uitkering van appellant, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 11 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank met betrekking tot de medische component van de schatting geconcludeerd dat het onderzoek naar de belastbaarheid van appellant zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de gestelde beperkingen, inclusief het achterwege laten van een urenbeperking. De rechtbank heeft daarbij onder meer in aanmerking genomen dat de onderhavige schatting is gebaseerd op de door verzekeringsarts E. du Maine opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 april 2005 waarin voor wat betreft de psychische klachten van appellant overeenkomstig het standpunt van psychiater J.M.E. van Zandvoort, zoals verwoord in diens op verzoek van Du Maine opgestelde rapportage van 18 maart 2005, beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Met betrekking tot de arbeidskundige component van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat de door het Uwv gegeven toelichting op de geschiktheid van de geduide functies van wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050), controleur, tester elektrische apparaten (SBC-code 467160) en controleur, tester elektronische apparatuur (SBC-code 267060) eerst in de fase van beroep afdoende is en dat ook overigens niet is gebleken dat de geduide functies – gelet op de beperkingen van appellant en de functiebeschrijvingen van de geduide functies – niet geschikt te achten zijn.
3. Het Uwv heeft in hoger beroep op basis van de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts T. Miedema van respectievelijk 14 april 2008 en 3 november 2008 de FML van 29 april 2005 achtereenvolgens gecorrigeerd voor wat betreft de daarop voorkomende verborgen beperkingen op de items 4.4 (tastzin), 4.11 (frequent buigen tijdens het werk), 4.20 (traplopen), 4.21 (klimmen) en aangepast op de items
4.5.1 (toetsenbord bedienen en muis hanteren) en 4.6.1 (werken met toetsenbord en muis). De bezwaararbeidsdeskundige J. Langius heeft hierop opnieuw het CBBS geraadpleegd en in de rapportages van achtereenvolgens 28 april 2008 en 4 november 2008 een nadere motivering gegeven met betrekking tot de geschiktheid voor de geduide functies van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat het bijstellen van de FML op 3 november 2008 geen gevolgen heeft voor de geduide functies en evenmin voor het resultaat van de beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het Uwv in hoger beroep de medische grondslag van het bestreden besluit heeft gewijzigd. Reeds hierom kan het oordeel van de rechtbank ter zake ven de medische onderbouwing van het bestreden besluit niet worden onderschreven. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit dienen mitsdien vernietigd te worden.
4.2. De Raad zal onderzoeken of onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
5. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij verwijst daarvoor naar de medische informatie van zijn behandelaars en is van mening dat te veel waarde wordt gehecht aan de rapportage van Van Zandvoort. Verder is hij van mening dat hij de werkzaamheden behorende bij de geduide functies niet kan verrichten. Appellant acht voorts de functies controleur/tester elektrische apparaten gelijk aan de functie van controleur/tester elektronische apparatuur.
6.1. De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de uiteindelijk vastgestelde beperkingenvan appellant. De Raad volgt appellant niet in zijn stelling dat aan de rapportage van Van Zandvoort te veel waarde wordt gehecht. Gelet op de medische informatie in het dossier is de Raad met betrekking tot de psychische klachten van appellant van oordeel dat doorslaggevende betekenis gehecht moet worden aan de rapportage van Van Zandvoort. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank gegeven overwegingen. Ook voor wat betreft de lichamelijke klachten van appellant ziet de Raad geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van de in de FML van 3 november 2008 vastgestelde beperkingen. Appellant heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat appellant op de datum in geding meer dan wel anders beperkt was dan aldus is vastgesteld.
6.2. De Raad is voorts van oordeel dat het Uwv, met de in hoger beroep overgelegde rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige van 28 april 2008 en 4 november 2008 in samenhang met de rapportage van 10 februari 2006 genoegzaam heeft gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in overeenstemming is met de voor appellant geldende beperkingen zoals weergegeven in de FML van 3 november 2008. De Raad onderschrijft in dit verband voorts het standpunt van de bezwaararbeidsdeskundige dat de functies controleur/tester elektrische apparaten en de functie van controleur/tester elektronische apparatuur twee verschillende functies zijn.
Het voorgaande leidt de Raad tot de conclusie dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden.
De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, behoudens de niet-ontvankelijkheidverklaring van het beroep gericht tegen een besluit van 13 februari 2006;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 966,-- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep van in totaal € 143,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
GdJ