ECLI:NL:CRVB:2009:BH7643
Centrale Raad van Beroep
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die na een val van haar paard met heupklachten uitviel voor haar werk, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar uitkering per 19 juni 2006 in te trekken. De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was en dat de door het Uwv voorgestelde functies binnen deze belastbaarheid vielen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar klachten niet voldoende waren meegewogen.
Tijdens de zitting op 6 februari 2009 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde M.A.T. Huisman. Het Uwv werd vertegenwoordigd door G.M.M. Diebels. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak vervolgens beoordeeld. De Raad concludeerde dat de subjectieve klachten van appellante niet voldoende waren onderbouwd met objectiveerbare medische gegevens. De Raad onderschreef de eerdere bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander oordeel over haar belastbaarheid.
De Raad bevestigde dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, binnen de vastgestelde belastbaarheid vielen, inclusief de noodzaak van voldoende afwisseling. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nader medisch onderzoek en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd kon worden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2009.