ECLI:NL:CRVB:2009:BH7643

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4803 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die na een val van haar paard met heupklachten uitviel voor haar werk, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar uitkering per 19 juni 2006 in te trekken. De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was en dat de door het Uwv voorgestelde functies binnen deze belastbaarheid vielen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar klachten niet voldoende waren meegewogen.

Tijdens de zitting op 6 februari 2009 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde M.A.T. Huisman. Het Uwv werd vertegenwoordigd door G.M.M. Diebels. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak vervolgens beoordeeld. De Raad concludeerde dat de subjectieve klachten van appellante niet voldoende waren onderbouwd met objectiveerbare medische gegevens. De Raad onderschreef de eerdere bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander oordeel over haar belastbaarheid.

De Raad bevestigde dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, binnen de vastgestelde belastbaarheid vielen, inclusief de noodzaak van voldoende afwisseling. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nader medisch onderzoek en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd kon worden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2009.

Uitspraak

07/4803 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 juli 2007, 06/5447 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft M.A.T. Huisman hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar voornoemde gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door G.M.M. Diebels.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is na een val van haar paard met heupklachten uitgevallen voor haar werk als medewerkster servicebalie bij een supermarkt.
2. Bij besluit van 27 april 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke tot dan toe werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 19 juni 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 12 september 2006 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat er gelet op de beschikbare medische gegevens geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid per 19 juni 2006, zodat het Uwv de schatting terecht heeft gebaseerd op de door de verzekeringsarts J. van Asselt opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 maart 2006. Met betrekking tot de zijdens appellante ingebrachte medische informatie heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv onderschreven dat daarin slechts reeds bekende medische gegevens weergegeven worden en dat de bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté voldoende heeft gemotiveerd waarom ten aanzien van appellante geen medische urenbeperking is aangenomen. Arbeidskundig acht de rechtbank met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige H.A.M. Eekhoudt voldoende gemotiveerd dat de geduide functies passen binnen de vastgestelde belastbaarheid.
4. In hoger beroep heeft appellante aangegeven zich niet te kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank. Zij is het niet eens met de medische beoordeling en meent voorts dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren.
5. De Raad oordeelt dat hetgeen in hoger beroep is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen, noch aanleiding geeft tot het instellen van een nader medisch onderzoek. Aan appellantes eigen, niet met medische gegevens onderbouwde, mening met betrekking tot haar gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat zij daaraan gehecht wil zien.
6. De Raad kan de namens appellante naar voren gebrachte stelling, dat de door haar ingebrachte informatie onvoldoende is meegewogen, niet onderschrijven. Hij stelt vast dat de door de orthopedisch chirurg dr. J.W.M. Gardeniers alsook de door de huisarts D. Kroon genoemde aandachtspunten zijn meegewogen bij het voorleggen van de belastbaarheid van appellante in de FML. Dat de lezing van appellante van deze informatie in een andere richting wijst dan door het Uwv is aangegeven, berust naar het oordeel van de Raad op de subjectieve beleving van appellante van haar klachten, die overigens verder niet met objectiveerbare medische gegevens zijn onderbouwd.
7. Aldus uitgaande van de juistheid van de FML blijven de voorgehouden functies binnen de voor appellante vastgestelde belastbaarheid, inclusief de aangegeven noodzaak van voldoende afwisseling. In dit licht ziet de Raad, in navolging van de rechtbank, ook geen grond voor de geclaimde urenbeperking.
8. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
9. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C. Palmboom.
CVG