ECLI:NL:CRVB:2009:BH6070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6321 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds november 1995 een volledige uitkering ontving vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 3 juli 2006 besloten de uitkering per 4 september 2006 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 15% werd geschat. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 30 januari 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P. Belopavlovic. Appellante voerde aan dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv waren onderschat en dat er geen adequate medische beoordeling had plaatsgevonden. Ze stelde dat haar klachten voortvloeien uit een hernia en dat ze niet in staat was om zelfstandig te functioneren. Daarnaast werd er een beroep gedaan op leeftijdsdiscriminatie, omdat de beoordeling zou zijn gebaseerd op leeftijd.

De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De Raad stelde vast dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De Raad oordeelde dat de functies van telefonist, parkeercontroleur en wikkelaar geschikt waren voor appellante, gezien de vastgestelde belastbaarheid. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/6321 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 6 november 2007, 07/91
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P. Belopavlovic.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het Uwv heeft aan appellante ingaande november 1995 een volledige WAO-uitkering toegekend in verband met rugklachten.
1.2. Bij besluit van 3 juli 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering met ingang van 4 september 2006 ingetrokken onder overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid op minder dan 15% moet worden gesteld.
1.3. Bij besluit van 22 december 2006 heeft het Uwv het hiertegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 22 december 2006 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen geen aanknopingspunten te zien voor het oordeel dat de juistheid van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid in twijfel zou moeten worden getrokken en voorts dat de geschiktheid van de voorgehouden functies afdoende is gemotiveerd.
1.5. In hoger beroep heeft appellante - samengevat weergegeven - aangevoerd dat de beperkingen die zij ondervindt tengevolge van haar rugklachten door de verzekeringsartsen van het Uwv zwaar zijn onderschat; de verzekeringsartsen miskennen dat de pijnen en klachten rechtstreeks voortvloeien uit een bestaande hernia. De conclusie van de verzekeringsartsen dat er sprake is van aspecifieke rugklachten is nergens op gebaseerd nu zij in verband met de herkeuring niet is gezien door de bezwaarverzekeringsarts en er ook geen onderzoek is verricht met behulp van röntgenapparatuur. Zij stelt dat zij als gevolg van deze klachten wel bedlegerig is, in het geheel niet zelfstandig kan functioneren en dat er sprake is van disfunctioneren op persoonlijk en sociaal niveau. Voorts heeft appellante nog gewezen op haar nieuwe ziekmelding per 30 november 2007. Verder heeft zij nog aangevoerd dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie omdat er beoordeeld wordt op basis van leeftijd en het uitgangspunt bij de herbeoordeling is iedereen onder de 45 jaar goed te keuren.
2.1. De Raad overweegt het volgende.
2.2. De Raad ziet met de rechtbank geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de uitkomst van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), en stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake. De Raad voegt daaraan toe dat appellante ook in hoger beroep geen nadere medische gegevens heeft overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij ten tijde in geding meer of ernstiger beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. Voor zover zij heeft willen aangeven dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts onvolledig is geweest omdat hij haar niet gezien heeft, stelt de Raad vast dat zij volgens de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 15 september 2006 zelf heeft aangegeven niet naar een hoorzitting te willen komen omdat ze niet kan reizen en omdat alle medische informatie bij het Uwv bekend zou moeten zijn. Deze grief faalt derhalve. De Raad volgt verder het Uwv in zijn verweer ter zitting dat in het midden kan worden gelaten of de klachten van appellante voortvloeien uit een hernia dan wel dat sprake is van aspecifieke lage rugklachten, nu in de FML is uitgegaan van de hernia zoals deze is vastgesteld in 1995 en de beperkingen op basis van - onder meer - de rugklachten nadien nog zijn aangescherpt. Ten aanzien van de nieuwe ziekmelding per 30 november 2007 overweegt de Raad dat deze geen betrekking heeft op de datum in geding.
2.3. Met betrekking tot de stelling van appellante dat sprake is van leeftijdsdiscriminatie nu iedereen jonger dan 45 jaar wordt goedgekeurd, overweegt de Raad dat deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd.
2.4. Voorts is de Raad van oordeel dat de arbeidsdeskundige en bezwaararbeidsdeskundige afdoende hebben gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van telefonist (SBC-code 315120), parkeercontroleur (SBC-code 342022) en wikkelaar (SBC-code 267050) de belastbaarheid van appellante, zoals neergelegd in de FML, niet te boven gaat zodat deze functies geschikt te achten zijn voor appellante.
3.1. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient bijgevolg te worden bevestigd.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2009.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C.A. Wit.
CVG