ECLI:NL:CRVB:2009:BH5932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening onder verband van een te vestigen krediethypotheek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond heeft verklaard. Appellant had een bijstandsuitkering aangevraagd, die hem was toegekend in de vorm van een geldlening onder verband van een te vestigen krediethypotheek. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij het College appellant had meegedeeld dat de bijstandsuitkering zo mogelijk in de vorm van een geldlening zou worden verleend, omdat appellant eigenaar was van een woning. Het College heeft een onderzoek ingesteld naar de vestiging van de krediethypotheek, wat leidde tot een besluit om de bijstandsuitkering te verstrekken tot een maximumbedrag van € 16.780,--.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het College bevoegd was om de bijstand in deze vorm te verstrekken en dat de op de woning van appellant gevestigde hypotheek niet relevant was voor de berekening van het (maximum)bedrag van de krediethypotheek op de datum van de aanvraag van bijstand. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het College ten onrechte heeft onderzocht of zijn woning een overwaarde heeft, maar de Raad heeft deze stelling verworpen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 3 maart 2009.