ECLI:NL:CRVB:2009:BH4479

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1720 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering van magazijnmedewerker met psychische klachten

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van een magazijnmedewerker die sinds 9 februari 2000 uitgevallen was door psychische klachten. Aan de appellant was aanvankelijk een uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, op 9 maart 2006 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 14 juni 2006.

De rechtbank Utrecht heeft in haar uitspraak van 12 februari 2007 de medische grondslag van het besluit van het Uwv bevestigd, maar had twijfels over de arbeidskundige grondslag. De rechtbank oordeelde dat de geschiktheid van de functie van huishoudelijk medewerker onvoldoende was gemotiveerd, maar dat de reservefunctie van sorteerder, controleur wel in overeenstemming was met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek, maar liet de rechtsgevolgen in stand.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak opnieuw beoordeeld. De appellant stelde dat zijn psychische klachten, waaronder een depressieve stoornis en een angststoornis, niet goed waren ingeschat. Hij betoogde dat deze klachten zijn functioneren in de geduide functies negatief beïnvloedden. De Raad oordeelde echter dat de geschiktheid van de drie functies, namelijk medewerker tuinbouw, productie-medewerker papier, en sorteerder, voldoende was toegelicht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/1720 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 februari 2007, 06/2758 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
1.1. Appellant, die werkzaam was als magazijnmedewerker gedurende 36 uur per week, is op 9 februari 2000 uitgevallen als gevolg van psychische klachten. Aan hem werd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 9 maart 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering met ingang van 2 mei 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.3. Bij besluit van 14 juni 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 9 maart 2006 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft zich bij aangevallen uitspraak met de medische grondslag van het bestreden besluit kunnen verenigen.
2.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functie van huishoudelijk medewerker gebouwen onvoldoende is gemotiveerd. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat de aan appellant tevens geduide reservefunctie van sorteerder, controleur gelet op de bezwaararbeidskundige rapporten van 27 juli 2006 en 11 december 2006 is aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de vastgestelde beperkingen. Nu deze onderbouwing eerst in de beroepsfase is gegeven heeft de rechtbank het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
3.1. Evenals in beroep heeft appellant in hoger beroep gesteld dat zijn psychische klachten ten tijde in geding zijn onderschat aangezien hij naast een depressieve stoornis, tevens lijdt aan een angststoornis. Deze klachten hebben een groot effect op het functioneren in arbeid en hadden meegenomen moeten worden bij de vaststelling van de beperkingen. Voorts is aangevoerd dat appellant niet geschikt is de hem geduide functies te verrichten vanwege een overschrijding in deze functies op het item “doelmatig handelen”. Omdat hij niet tijdig start om het gestelde doel te bereiken, zal hij nooit aan de gestelde functie-eisen kunnen voldoen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad heeft geen aanleiding gezien om over de medische grondslag van het bestreden besluit anders te oordelen dan de rechtbank.
Verzekeringsarts N.R. Aroetunian heeft na bestudering van het dossier, het afnemen van een anamnese en van een dagverhaal, en na gericht onderzoek van de psychische gezondheidstoestand van appellant afwijkingen vastgesteld die het gevolg zijn van ziekte of een gebrek. Daarbij heeft hij tevens informatie van de huisarts betrokken, waaronder het medicijngebruik van appellant. In verband met de psychische problematiek is, zoals weergegeven in rubriek 1 (persoonlijk functioneren) en rubriek 2 (sociaal functioneren) van de functionele mogelijkhedenlijst, een groot aantal beperkingen aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft de vastgestelde arbeidsbeperkingen bevestigd. Het in hoger beroep overgelegde medisch journaal van de huisarts, waaruit het medicijngebruik van appellant blijkt, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts Aroetunian met de door de huisarts al eerder verstrekte informatie over diagnose en medicijngebruik rekening heeft gehouden.
4.3. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit acht de Raad met de rechtbank -uitgaande van de juistheid van de FML - de geschiktheid van de drie geduide functies van medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010), productie-medewerker papier, karton, drukkerij (Sbc-code 111174) en sorteerder, controleur (Sbc-code 111340) voldoende toegelicht. Dat de aangenomen beperkingen op doelmatig en zelfstandig handelen aan het vervullen van de geduide functies, waarin het gaat om eenvoudige en routinematig werk, niet in de weg staat, is naar het oordeel van de Raad overtuigend uiteengezet in het in eerste aanleg overgelegde rapport van bezwaararbeidsdeskundige J.C.M. Horeman van 27 juli 2006.
5. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van Y. Bouchikhi als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) Y. Bouchikhi.
JL