ECLI:NL:CRVB:2009:BH3090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake ongewijzigde voortzetting WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 april 2007. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 november 2005, waarbij zijn WAO-uitkering ongewijzigd werd voortgezet met een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 5 januari 2009 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij niet in staat is om in loondienst arbeid te verrichten. Hij verwees naar ernstige vermoeidheid die niet medisch onderbouwd is, maar wel erkend wordt. Daarnaast noemde hij gezondheidsproblemen als gevolg van een operatie, die zijn slaap en vermoeidheid negatief beïnvloeden. De Raad heeft echter vastgesteld dat appellant in hoger beroep dezelfde gronden heeft aangevoerd als in de eerdere procedure bij de rechtbank, en dat deze gronden door de rechtbank al waren verworpen.
De Centrale Raad van Beroep is het eens met de overwegingen van de rechtbank en heeft geoordeeld dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat de WAO-uitkering van appellant ongewijzigd blijft.