ECLI:NL:CRVB:2009:BH2851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 20 december 2007. De Raad had eerder, op 25 juni 2008, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M.P.H. Sanders, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 25 november 2008 is appellante verschenen, terwijl het Uwv niet aanwezig was. De Raad heeft het onderzoek heropend en schriftelijke vragen voorgelegd aan de bank van appellante, die op 30 december 2008 zijn beantwoord.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 8 april 2008 een telefonische spoedbetaling van het griffierecht heeft aangevraagd, die op dezelfde dag is uitgevoerd. Appellante stelde dat het griffierecht al op 7 april 2008 was betaald, maar de Raad oordeelde dat deze datum de valutadatum betrof en dat de betaling daadwerkelijk op 8 april 2008 was bijgeschreven. De Raad concludeerde dat de termijn voor betaling van het griffierecht was overschreden en dat er geen verschoonbare grond was voor deze termijnoverschrijding. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter, met A.B.J. van der Ham en C. van Viegen als leden. B.C. Rog fungeerde als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2009.