ECLI:NL:CRVB:2009:BH0997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3962 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vordering meerinkomen door de Informatie Beheer Groep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De zaak betreft een vordering meerinkomen die de IB-Groep had ingesteld op basis van gegevens van de belastingdienst. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze vordering, maar de IB-Groep handhaafde haar besluit. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep kwam aan het licht dat appellante over het jaar 2003 geen meerinkomen had. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere besluiten van de IB-Groep onrechtmatig waren. De Raad oordeelde dat de IB-Groep schadevergoeding moest betalen aan appellante, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak vernietigde de eerdere beslissing van de rechtbank en herstelde de situatie door het primaire besluit van de IB-Groep te herroepen. De Raad benadrukte dat de IB-Groep verantwoordelijk is voor de rechtsvaststelling en het gebruik van de gegevens van de belastingdienst, ongeacht de onvolledigheid van die gegevens. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het vaststellen van vorderingen op basis van belastinggegevens.

Uitspraak

07/3962 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juni 2007, 06/1338 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 16 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2008. Appellante was vertegenwoordigd door A. Timmermans, haar vader. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
Bij brief van 15 mei 2008 heeft de IB-Groep appellante medegedeeld dat de vordering meerinkomen is vervallen.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting van 5 december 2008 hervat. Appellante was vertegenwoordigd door A. Timmermans en de IB-Groep door mr. P.E. Meerema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 augustus 2006 heeft de IB-Groep vastgesteld dat appellante over het jaar 2003 zogenoemd meerinkomen als bedoeld in artikel 3.17 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) heeft gehad en een vordering wegens onterecht bezit van een OV-kaart (hierna: vordering meerinkomen) gedaan.
1.2. Bij besluit van 29 september 2006 heeft de IB-Groep het door appellante tegen het besluit van 19 augustus 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank heeft het door appellante tegen het besluit van 29 september 2006 ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
1.4. Bij brief van 15 mei 2008 heeft de IB-Groep appellante medegedeeld dat de vordering meerinkomen is vervallen, omdat - rekening houdend met de negatieve inkomsten uit eigen woningbezit - appellante over het jaar 2003 geen meerinkomen heeft gehad.
2.1. Tussen partijen is mitsdien niet langer in geschil dat appellante over het jaar 2003 geen zogenoemd meerinkomen heeft gehad en dat in dat jaar er geen sprake van is geweest dat appellante ten onrechte in het bezit is geweest van een OV-kaart.
2.2. Partijen zijn slechts verdeeld over het antwoord op de vraag of de IB-Groep gehouden is aan appellante schadevergoeding te betalen, bestaande uit de wettelijke rente over de periode dat appellante naar aanleiding van het besluit van 19 augustus 2006 het gevorderde bedrag aan de IB-Groep heeft voldaan tot de dag waarop dit bedrag naar aanleiding van de brief van 15 mei 2008 wederom op haar rekening is bijgeschreven, alsmede of de IB-Groep gehouden is tot vergoeding van het door haar betaalde griffierecht en de door haar vader gemaakte reiskosten voor bezoek aan de zittingen van de Raad.
3.1. De IB-Groep heeft zich op het standpunt gesteld hiertoe niet gehouden te zijn. De IB-Groep heeft uiteengezet dat het besluit van 29 september 2006 op zichzelf bezien rechtmatig is. De IB-Groep heeft erop gewezen dat de vordering meerinkomen door haar wordt vastgesteld op basis van door haar bij de belastingdienst opgevraagde informatie. Op basis van de van de belastingdienst verkregen informatie is terecht een vordering in verband met bijverdiensten 2003 gedaan. Nu appellante in bezwaar tegen deze vordering niet heeft aangevoerd dat de opgave door de belastingdienst niet compleet was, is naar de mening van de IB-Groep ook het besluit op bezwaar rechtmatig.
3.2. Eerst naar aanleiding van het verhandelde in hoger beroep is, naar de IB-Groep heeft aangevoerd, gebleken dat de destijds van de belastingdienst verkregen informatie die ten grondslag ligt aan de besluiten van 19 augustus 2006 en 29 september 2006 niet volledig en mitsdien niet juist was. De belastingdienst heeft er destijds geen melding van gemaakt dat sprake was van een aftrekpost in verband met het bezit van een eigen woning.
Als gevolg van deze aftrekpost was er in 2003 geen overschrijding van de zogenoemde bijverdienstengrens. Dit is voor de IB-Groep aanleiding geweest ambtshalve alsnog de vordering meerinkomen te laten vervallen.
3.3. Naar de mening van de IB-Groep brengt het nemen van zo’n ambtshalve besluit geenszins met zich dat de oorspronkelijke vordering zoals gedaan bij besluit van 19 augustus 2006 en gehandhaafd bij besluit van 29 september 2006 onrechtmatig is, zodat vergoeding van schade, reiskosten en griffierecht in deze procedure niet aan de orde is.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De vaststelling of meerinkomen aanwezig is geschiedt door de IB-Groep. Hiertoe vraagt de IB-Groep – zoals ook in dit geval is geschied - gegevens op bij de belastingdienst. Op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens is de IB-Groep tot de opvatting gekomen dat appellante over het jaar 2003 meerinkomen heeft gehad en heeft de IB-Groep een vordering meerinkomen gedaan.
4.3. Niet in geschil is dat – zoals ook uit de brief van de IB-Groep van 15 mei 2008 blijkt – de vaststelling dat appellante in 2003 meerinkomen heeft gehad onjuist is. Deze vaststelling heeft plaatsgevonden op basis van onvolledige of onjuiste belastinggegevens. Het antwoord op de vraag of de IB-Groep een verwijt treft nu de onjuiste gegevens door de belastingdienst zijn aangeleverd, is in dit kader niet van belang, nu de IB-Groep verantwoordelijk is voor de rechtsvaststelling en het gebruik van de hieraan ten grondslag liggende gegevens.
Aan de onjuiste vaststelling doet - anders dan door de IB-Groep is betoogd - evenmin af dat appellante in bezwaar tegen de vaststelling dat sprake is van meerinkomen de vinger niet precies op de zere plek heeft gelegd.
4.4. Nu in de loop van de procedure in hoger beroep alsnog is komen vast te staan dat appellante over het jaar 2003 geen meerinkomen heeft gehad en dat voor een vordering meerinkomen geen plaats is, dient tot het oordeel te worden gekomen dat het besluit van 29 september 2006, waarbij is gehandhaafd het besluit van 19 augustus 2006, onrechtmatig is. De Raad zal dan ook de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep tegen het besluit van 29 september 2006 alsnog gegrond verklaren, dat besluit vernietigen en - ter finale beslechting van het geschil - het primaire besluit van 19 augustus 2006 herroepen.
4.5. Het vermelde in overweging 4.4 brengt - mede gelet op de uitspraak van de Raad van 19 juli 2000, LJN AA7177 - met zich dat de IB-Groep gehouden is de schade voortvloeiend uit het onrechtmatige besluit, bestaande uit de wettelijke rente over de periode zoals aangegeven in rechtsoverweging 2.2 te vergoeden.
4.6. Tevens acht de Raad termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de IB-Groep te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 16,80 voor de door de vader van appellante gemaakte reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 29 september 2006 gegrond en vernietigt dat besluit;
Herroept het primaire besluit van 19 augustus 2006;
Veroordeelt de Informatie Beheer Groep tot vergoeding van schade als hiervoor in rubriek II is aangegeven;
Veroordeelt de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van groot € 16,80 te betalen door de Informatie Beheer Groep;
Bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan appellante het door haar betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van in totaal € 144,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
TM