ECLI:NL:CRVB:2009:BH0989

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6067 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling ouderlijke bijdrage op basis van gecorrigeerd verzamelinkomen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2007, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) ongegrond werd verklaard. Het besluit van de IB-Groep, genomen op 16 oktober 2006, betrof de vaststelling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellant voor zijn dochter Keheily over het jaar 2007. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 3.9 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) alleen het gecorrigeerde verzamelinkomen van de ouders relevant is voor de bepaling van de ouderlijke bijdrage. De rechtbank stelde vast dat er geen rekening gehouden kan worden met de bestedingen van het inkomen bij het vaststellen van deze bijdrage. Tevens werd overwogen dat er geen juridische verplichting bestaat voor appellant om de veronderstelde ouderlijke bijdrage te betalen, wat betekent dat hij niet verplicht is om dit bedrag aan zijn dochter te voldoen. De rechtbank concludeerde dat de vaststelling van de ouderlijke bijdrage enkel dient om het recht op en de hoogte van een aanvullende beurs voor het studerende kind te bepalen.

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij de vastgestelde ouderlijke bijdrage niet kan betalen vanwege zijn aanzienlijke schulden. De Centrale Raad van Beroep heeft de grief van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank deze voldoende had besproken en gemotiveerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was om het besluit van 5 januari 2007 als onjuist te beschouwen. Het hoger beroep werd derhalve afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 januari 2009, met de griffier A.C. Palmboom aanwezig.

Uitspraak

07/6067 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2007, 07/246 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 16 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2008.
Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft de IB-Groep de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellant ten behoeve van zijn dochter Keheily over 2007 vastgesteld.
1.2. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 oktober 2006 is bij besluit van 5 januari 2007 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 5 januari 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe onder meer overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 3.9 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) slechts het gecorrigeerde verzamelinkomen van de ouders maatgevend is bij de vaststelling van de ouderlijke bijdrage. Met bestedingen van het inkomen kan bij het vaststellen van de ouderlijke bijdrage geen rekening worden gehouden. De rechtbank heeft voorts overwogen dat van een in rechte afdwingbare verplichting om de veronderstelde ouderlijke bijdrage af te dragen geen sprake is. Appellant is dus niet verplicht dit bedrag aan zijn dochter te betalen. De vaststelling van de ouderlijke bijdrage is bedoeld om het recht op en de hoogte van een aanvullende beurs van het studerende kind te kunnen bepalen.
3. In hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft appellant aangevoerd dat hij de vastgestelde ouderlijke bijdrage niet kan betalen vanwege de vele schulden die hij heeft.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de hiervoor weergegeven grief van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd dat daarin geen grond is gelegen om het besluit van 5 januari 2007 rechtens onjuist te achten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
4.2. Het hoger beroep slaagt derhalve niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.3. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
TM