ECLI:NL:CRVB:2009:BH0980

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6319 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten met betrekking tot schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-2006

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) ongegrond had verklaard. De IB-Groep had op 10 november 2006 de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten voor de schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-2006 afgewezen, met als reden dat de aanvraag niet tijdig was ingediend. Appellant stelde echter dat hij tijdig een aanvraag had gedaan en overhandigde bewijsstukken ter onderbouwing van zijn stelling.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 januari 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de IB-Groep niet kon volhouden dat het bewijs van verzending van de aanvraag te laat was ingediend. De Raad stelde vast dat appellant tijdens het schooljaar 2002-2003 daadwerkelijk bescheiden naar de IB-Groep had gezonden, en dat de IB-Groep geen registratie had van de ontvangst van deze bescheiden. De Raad oordeelde dat het risico van deze administratieve onvolkomenheid voor rekening van de IB-Groep kwam.

De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 5 januari 2007 gegrond. De IB-Groep werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Tevens werd bepaald dat de IB-Groep het griffierecht van appellant diende te vergoeden.

Uitspraak

07/6319 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2007, 07/188 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 16 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2008. Appellant is verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Meerema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 10 november 2006 heeft de IB-Groep de aanvraag van appellant om een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten voor de schooljaren 2002-2003, 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 afgewezen. Het besluit berust op de overweging dat de aanvraag om tegemoetkoming niet tijdig is gedaan.
1.2. Bij besluit van 5 januari 2007 heeft de IB-Groep het door appellant tegen het besluit van 10 november 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Ten aanzien van het door appellant in bezwaar ingenomen standpunt dat hij voor het schooljaar 2002-2003 reeds eerder een aanvraag om tegemoetkoming heeft gedaan, heeft de IB-Groep overwogen dat zulks niet is gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit van 5 januari 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is – kort samengevat – tot het oordeel gekomen dat de IB-Groep de tegemoetkoming terecht heeft geweigerd omdat appellant de aanvraag om tegemoetkoming niet tijdig heeft ingediend en niet is gebleken dat appellant voor het jaar 2002-2003 reeds eerder een aanvraag heeft ingediend.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij tijdig een aanvraag om tegemoetkoming voor het jaar 2002-2003 heeft ingediend. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij afschriften van een bewijs van aangetekende verzending van een brief gericht aan de IB-Groep overgelegd, alsmede een bewijs van ontvangst bij de Informatie Beheer Groep, gedateerd 20 januari 2003.
Appellant heeft voorts aangevoerd dat hij naar zijn mening recht heeft op tegemoetkoming in de kosten over de periode vanaf het schooljaar 2001-2002 tot en met het schooljaar 2005-2006. Hij heeft erop gewezen dat de IB-Groep de beschikking had of had kunnen krijgen over de voor de vaststelling van de tegemoetkoming noodzakelijke gegevens.
3.2. De IB-Groep heeft in verweer onder meer naar voren gebracht dat de ontvangst van de door appellant aangetekend verzonden brief niet bij de IB-Groep is geregistreerd. Naar de mening van de IB-Groep dient dit echter zonder gevolgen te blijven, omdat appellant met het leveren van bewijs van verzending zodanig laat is dat hij op dit bewijs geen beroep meer kan doen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Het besluit van 5 januari 2007 heeft geen betrekking op het jaar 2001-2002. Dit was ook niet aangewezen omdat het verzoek van appellant gedaan bij brief van 28 oktober 2006 – welk verzoek ziet op de 4 jaren voorafgaande aan het schooljaar 2006-2007 – niet op het jaar 2001-2002 zag.
De grief gaat mitsdien buiten de omvang van het besluit van 5 januari 2007, zodat deze grief reeds hierom niet kan slagen.
4.3. De grieven die zien op de jaren 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 leiden evenmin tot succes. Met de rechtbank en op dezelfde gronden is de Raad van oordeel dat appellant niet binnen de daarvoor gestelde termijn een aanvraag om tegemoetkoming heeft gedaan.
Het standpunt van appellant dat de IB-Groep voor de vaststelling van de tegemoetkoming over de daarvoor benodigde gegevens kan beschikken, miskent dat sprake is van een tegemoetkoming op aanvraag.
4.4. De grief die ziet op het jaar 2002-2003 treft wel doel. Appellant heeft door middel van het overleggen van de bewijzen als bedoeld in overweging 3.1 alsnog aangetoond dat hij tijdens het jaar 2002-2003 bescheiden naar de IB-Groep heeft gezonden. Deze bescheiden zijn door de IB-Groep in ontvangst genomen.
De Raad kan de IB-Groep niet volgen in haar standpunt dat dit bewijs, als zijnde te laat ingediend, niet meer toelaatbaar is. De Raad is van oordeel dat het leveren van bewijs van in bezwaar en beroep ingenomen standpunten – mits de algemene beginselen van behoorlijke procesorde in acht worden genomen – in hoger beroep mogelijk is. Van strijd met de algemene beginselen van behoorlijke procesorde is in dit geval geen sprake. Appellant heeft de bewijsmiddelen tijdig tijdens de procedure in hoger beroep ingebracht.
4.5. De IB-Groep heeft, naar in het verweerschrift is vermeld, in haar zogenoemde ontvangstboeken geen registratie kunnen vinden van de ontvangst van meerbedoelde bescheiden. Het risico van deze administratieve onvolkomenheid dient voor rekening en risico van de IB-Groep te komen, in die zin dat het standpunt van appellant dat deze bescheiden meerbedoelde aanvraag tegemoetkoming voor het jaar 2002-2003 betreffen voor juist moet worden gehouden.
4.6. Nu in hoger beroep alsnog is komen vast te staan dat appellant reeds tijdens het schooljaar 2002-2003 een aanvraag heeft gedaan om tegemoetkoming, berust het besluit van 5 januari 2007 ten onrechte op de overweging dat appellant voor het eerst in 2006 – en mitsdien te laat – een aanvraag heeft gedaan voor een tegemoetkoming over 2002-2003.
Dit heeft tot gevolg dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het beroep van appellant tegen het besluit van 5 januari 2007 dient gegrond te worden verklaard en dat besluit dient te worden vernietigd.
4.7. Het is de Raad niet gebleken dat appellant voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep:
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 5 januari 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan appellant het door hem betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van in totaal € 144,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
TM