ECLI:NL:CRVB:2009:BG9604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.M. van Male
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij chronische pijn- en vermoeidheidsklachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de rechtbank oordeelde over de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, die lijdt aan Myalgische Encephalomyelitis (ME) en het chronische vermoeidheidssyndroom (CVS), stelt dat zij door haar klachten niet in staat is om te werken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan te nemen dat appellante arbeidsongeschikt is.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2008 is appellante verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door J.L. Gerritsen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de medische rapporten van verschillende deskundigen in overweging genomen, waaronder die van internist H.H. Vincent en internist-infectioloog C.A.M. Schurink, die beiden de diagnose CVS onderschrijven. De Raad concludeert echter dat de bevindingen van de door het Uwv ingeschakelde artsen, waaronder G. Weber en P.A.E.M. Hofmans, erop wijzen dat de beperkingen van appellante niet objectief vast te stellen zijn als gevolg van ziekte of gebrek.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen sprake is van een uitzonderingsgeval dat zou rechtvaardigen dat appellante als arbeidsongeschikt wordt aangemerkt. De Raad wijst erop dat de medische rapporten niet voldoende consistent zijn om te concluderen dat appellante niet in staat is tot het verrichten van haar arbeid. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.