ECLI:NL:CRVB:2009:BG9462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.M. van Male
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv. Appellante, die als cateringmedewerkster werkte, viel op 7 september 1995 uit wegens gezondheidsklachten, waaronder een schildklierafwijking en het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Na een herbeoordeling in 2004 concludeerde de verzekeringsarts dat appellante duurzaam benutbare mogelijkheden had, maar beperkingen vertoonde in persoonlijk en sociaal functioneren en fysieke belasting. Het Uwv trok de WAO-uitkering per 2 maart 2006 in, wat leidde tot bezwaar en een rechtszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat resulteerde in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende was onderbouwd. De bezwaarverzekeringsartsen hadden de relevante medische gegevens zorgvuldig gewogen en er was geen aanleiding om af te wijken van het primaire oordeel. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden dat het Uwv haar belastbaarheid had overschat.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de arbeidskundige grondslag van het besluit ook voldoende was. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, werden als medisch geschikt beschouwd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2009.