ECLI:NL:CRVB:2009:BG9461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.M. van Male
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van uitkering met terugwerkende kracht en rechtszekerheid in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de Centrale Raad van Beroep zich buigt over de herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) met terugwerkende kracht. De uitspraak dateert van 9 januari 2009 en betreft de zaak van een betrokkene die in beroep ging tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om zijn uitkering te herzien. De Raad overweegt dat een beslissing tot herziening van de uitkering met terugwerkende kracht in het algemeen in strijd is met de rechtszekerheid, tenzij de betrokkene wist of redelijkerwijs had behoren te weten dat hij rekening moest houden met een dergelijke herziening. In dit geval oordeelt de Raad dat de betrokkene niet redelijkerwijs had kunnen beseffen dat hij te veel uitkering ontving, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Raad stelt vast dat de betrokkene in het verleden al was gewezen op de noodzaak om zijn inkomsten uit zelfstandige arbeid te rapporteren, maar dat hij niet op de hoogte was van de specifieke gevolgen voor zijn uitkering. De Raad wijst op de bijzondere omstandigheden, waaronder een eerdere nabetaling van meer dan € 9.000,-- door het UWV, die de betrokkene in zijn onderneming heeft geïnvesteerd. De Raad concludeert dat de betrokkene niet had kunnen voorzien dat zijn uitkering met terugwerkende kracht zou worden herzien, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank.
De Raad veroordeelt het UWV in de proceskosten van de betrokkene, die zijn begroot op € 666,--, en legt een griffierecht op van € 422,--. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 9 januari 2009.