ECLI:NL:CRVB:2008:BG9721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van AAW- en WAJONG-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid bij binnenkomst in Nederland
In deze zaak gaat het om de weigering van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). Appellante, die in 1990 vanuit Marokko naar Nederland kwam, heeft altijd gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die eerder het Uwv had opgedragen om opnieuw te beslissen over de aanvraag van appellante. Het Uwv had de aanvraag van appellante afgewezen, omdat zij al bij binnenkomst in Nederland volledig arbeidsongeschikt was geacht. De Raad oordeelt dat het niet relevant is of de beperkingen van appellante na haar operatie in 2000 zijn toegenomen, omdat haar arbeidsongeschiktheid al eerder was vastgesteld.
De Raad verwijst naar de relevante feiten en omstandigheden zoals vastgesteld door de rechtbank. Appellante had in 2002 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar het Uwv verklaarde haar bezwaren ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante bij binnenkomst in Nederland al volledig arbeidsongeschikt was. De Raad heeft geen redenen gevonden om dit oordeel van het Uwv te betwisten, vooral niet gezien de medische gegevens en de verklaringen van de verzekeringsartsen.
De Raad concludeert dat de beslissing van het Uwv om de aanspraken van appellante buiten aanmerking te laten, juist is. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.