ECLI:NL:CRVB:2008:BG8977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten ingevolge de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten ingevolge de Werkloosheidswet (WW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 15 november 2005, waarin een bedrag van € 2.258,29 werd teruggevorderd over de periode van september 2001 tot en met augustus 2002. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv het bestreden besluit zorgvuldig had voorbereid en gemotiveerd. Appellante had geen inhoudelijke grieven tegen het bestreden besluit aangevoerd en was niet verschenen op de zitting van 5 november 2008.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het terug te vorderen bedrag tot stand was gekomen. De Raad stelde vast dat appellante, ondanks haar veronderstelling dat het voor haar ondoenlijk was om de gegevens te controleren, zelf verantwoordelijk was voor het tijdig verkrijgen van uitleg van het Uwv. Het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen werd door zowel de rechtbank als de Raad afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding en bevestigde de aangevallen uitspraak.