ECLI:NL:CRVB:2008:BG8887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering op basis van werkzaamheden en fraudeonderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de herziening en terugvordering van zijn WW-uitkering aan de orde is. Appellant had een WW-uitkering ontvangen op basis van een verlies van 40 arbeidsuren per week, maar deze werd beëindigd na werkhervatting. Naar aanleiding van een melding van mogelijke fraude heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellant werkzaamheden had verricht voor twee werkgevers, zonder deze op zijn werkbriefjes te vermelden. Het Uwv heeft daarop besloten om de WW-uitkering over een bepaalde periode te herzien en de onterecht betaalde uitkering terug te vorderen.
De rechtbank Haarlem heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv nader onderzoek had moeten verrichten, maar het Uwv heeft in een nieuw besluit de herziening van de uitkering doorgezet. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank geen uitdrukkelijk oordeel heeft gegeven dat het Uwv zou binden en dat het Uwv terecht de omvang van de werkzaamheden van appellant heeft vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant niet met objectieve gegevens zijn eerdere verklaring heeft weerlegd. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de rechtbank hebben onderschreven, met enkele aanvullingen.