ECLI:NL:CRVB:2008:BG8409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een gedeeltelijke WAO-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep was gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had een gedeeltelijke WAO-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat hij op de datum in geding, 23 september 2004, slechts voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt was. Appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte geen betekenis had toegekend aan de door hem overgelegde medische informatie, die volgens hem de ernst en omvang van zijn beperkingen onderschatte. Hij had ook nieuwe geneeskundige verklaringen ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Raad overwoog dat de argumenten van appellant in hoger beroep wezenlijk een herhaling waren van wat eerder in de beroepsprocedure was aangevoerd. Er waren geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen objectieve medische gegevens had ingebracht die de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden op de datum in geding in twijfel trokken. De drie nieuwe geneeskundige verklaringen werden als niet relevant beschouwd, omdat ze geen betrekking hadden op de datum in geding.
De Raad oordeelde verder dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de werkzaamheden die bij de functies hoorden, binnen de functionele mogelijkheden van appellant lagen. Gezien deze overwegingen werd het hoger beroep van appellant afgewezen en werd de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.