ECLI:NL:CRVB:2008:BG8240
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de rol van medisch deskundigen in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 februari 2007, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 januari 2006, waarbij zijn WAO-uitkering werd herzien van 80-100% naar 45-55% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een voldoende zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant te twijfelen.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen medisch deskundige heeft benoemd. De Centrale Raad van Beroep heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen, op basis van eigen onderzoek en eerdere rapportages, tot een juiste beoordeling van de belastbaarheid van appellant waren gekomen. De Raad concludeerde dat de rechtbank op goede gronden had overwogen dat de door appellant ingebrachte medische informatie geen twijfel opriep aan de vastgestelde belastbaarheid.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor nadere medische onderzoeken door een deskundige. De beslissing van de Raad werd openbaar uitgesproken op 19 december 2008, met R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden.