ECLI:NL:CRVB:2008:BG6782

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4396 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van WAO-schatting na medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WAO-schatting. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.M. Strijbosch, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2008 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op de datum in geding, 3 december 2004, weliswaar beperkingen ondervond, maar dat zij met inachtneming van deze beperkingen geschikt was voor de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de ingediende medische rapporten van psychiater K. Gokoel en radioloog dr. Bora Kamali, beoordeeld. De Raad concludeert dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische informatie niet leidt tot het aannemen van ernstiger beperkingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de functies passend zijn voor appellante en bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

06/4396 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 19 juni 2006, 05/2728
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is een rapport van 22 april 2008 van K. Gokoel, psychiater, ingediend.
Bezwaarverzekeringsarts A. Deitz, werkzaam bij het Uwv, heeft hierop op 5 juni 2008 gereageerd.
Bij brief van 16 oktober 2008 heeft mr. Strijbosch, voornoemd, een rapport van 1 mei 2008 van radioloog dr. Bora Kamali ingezonden.
Bezwaarverzekeringsarts Deitz, voornoemd, heeft hierop gereageerd in zijn rapport van 28 oktober 2008.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Namens appellante is niemand verschenen, zoals aangekondigd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
1. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellante op 3 december 2004, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat appellante met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van drie functies met de hoogste lonen, resulteert volgens het Uwv in een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%.
2.1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat, waarbij de rechtbank de door appellante in beroep ingediende medische informatie heeft meegewogen.
2.2. De rechtbank heeft zich ook kunnen vinden in de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Zij heeft evenwel geoordeeld dat het Uwv onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de functies, ondanks dat er sprake was van mogelijke overschrijdingen, toch passend voor appellante kunnen worden geacht. Nu een afdoende motivering eerst in beroep is gegeven, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3.1 In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de medische beperkingen onderschat zijn. Onder verwijzing naar overgelegde medische rapporten uit Turkije heeft zij de Raad verzocht om een externe expertise en heeft zij aangevoerd dat zij niet beschikt over duurzaam benutbare arbeidsmogelijkheden.
3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de nieuwe medische informatie afkomstig van psychiater Gokoel geen onderzoeksbevindingen vermeldt, dat zijn conclusies niet zijn onderbouwd en dat de situatie ten tijde van het onderzoek door Gokoel wordt beschreven. Ook de informatie van radioloog Kamali leidt volgens het Uwv niet tot het aannemen van andere beperkingen per de datum in geding.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het onderzoek verricht door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv niet onzorgvuldig genoemd kan worden. Appellante is immers zowel door de (primaire) verzekeringsarts op het spreekuur, als door de bezwaarverzekeringsarts, op de hoorzitting, gezien. Er is overleg geweest met de verzekeringsarts die appellante beoordeeld heeft in het kader van de Ziektewet, er zijn beperkingen aangenomen ter zake van het persoonlijk en sociaal functioneren, er is overleg geweest met de behandelend psychotherapeut en de door deze laatste vastgestelde diagnosen (somatisatiestoornis met stemmingsklachten) zijn overgenomen. Tevens is een, zij het beperkte, medische urenbeperking aangenomen.
4.2. De namens appellante in hoger beroep ingezonden rapporten van psychiater Gokoel en van radioloog Kamali, die in wezen niet zien op de medische toestand van appellante op de datum in geding, hebben terecht niet geleid tot het aannemen van ernstiger medische beperkingen.
4.3. Nu de passendheid van de functies niet gemotiveerd wordt bestreden en de Raad het oordeel van de rechtbank over de geschiktheid van deze functies in medisch opzicht onderschrijft, kan het hoger beroep gelet op het hiervoor overwogene, niet slagen en moet de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en
R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) A.L. de Gier.
CVG