ECLI:NL:CRVB:2008:BG6535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2093 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering op basis van geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering werd bevestigd. Appellante ontving sinds 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze werd per 11 augustus 2002 ingetrokken. Na een ziekmelding bij het Uwv op 3 juni 2003, werd haar ZW-uitkering op 10 juli 2003 beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante geschikt was voor ten minste één van de functies die bij de WAO-beoordeling waren geselecteerd, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid door de bezwaarverzekeringsarts.

In hoger beroep heeft appellante de juistheid van deze conclusie betwist, maar de Raad heeft vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Appellante voerde aan dat zij niet in staat was om de functie van printmonteur uit te oefenen vanwege haar beperkingen, maar de Raad oordeelde dat de functie geschikt was, gezien de vastgestelde belastbaarheid. De bezwaararbeidsdeskundige had ook geconcludeerd dat de functie van samensteller geschikt was, ondanks de zorgen van appellante over haar beperkingen.

De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante per 10 juli 2003 in staat was om de geselecteerde functies te verrichten, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

07/2093 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 februari 2007, 06/2079 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.T. Dieters. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante heeft vanaf 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Met ingang van 11 augustus 2002 is de uitkering ingetrokken. Per 3 juni 2003 heeft appellante zich als werkloze ziekgemeld bij het Uwv. Appellante is op 4 juli 2003 verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts. Bij besluit van 10 juli 2003 is de uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) per diezelfde datum beëindigd.
2. Bij besluit van 7 augustus 2003 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Leeuwarden heeft bij uitspraak van 27 oktober 2003 het beroep gegrond verklaard en het besluit van 7 augustus 2003 vernietigd. Die uitspraak is bevestigd in de uitspraak van de Raad van 2 november 2005, waarbij het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
2. In opdracht van het Uwv heeft psychiater Kemperman een expertiserapport uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat appellante psychiatrische beperkingen heeft. De bezwaarverzekeringsarts heeft de conclusies van het rapport overgenomen en de beperkingen weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De bezwaararbeidsdeskundige heeft het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en, na overleg met de bezwaarverzekeringsarts, in een rapportage van 9 juni 2006 geconcludeerd dat appellante per 10 juli 2003 geschikt is voor twee van de - theoretisch te verrichten - functies die appellante bij de beoordeling van de mate van haar arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO per
11 augustus 2002 zijn voorgehouden. Bij besluit van 10 augustus 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank moet appellante geschikt worden geacht voor ten minste één van de bij de WAO-beoordeling geselecteerde functies. Voor twijfel aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid heeft de rechtbank geen aanleiding gezien. Voorts heeft de rechtbank zich verenigd met de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige dat de belasting in twee van de functies de belastbaarheid van appellante niet te boven gaat.
4. In hoger beroep heeft appellante de juistheid van die conclusie bestreden. Ter zitting is meegedeeld dat de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid niet langer wordt betwist.
4.1. Appellante heeft - onder verwijzing naar een rapportage van 3 augustus 2006 van de door haar ingeschakelde medisch adviseur Schakel - betoogd dat de bezwaararbeidsdeskundige ten onrechte ervan uitgegaan is dat appellante het in de functie van printmonteur (sbc-code 111180) vereiste zelfstandigheidsniveau 1 aankan. Schakel heeft erop gewezen dat appellante beperkt is voor doelmatig en zelfstandig handelen en die functie een zorgvuldige handelwijze vereist. In een rapportage van 7 augustus 2006 heeft de bezwaararbeidsdeskundige overwogen dat - hetgeen is neergelegd in de Gebruikershandleiding CBBS - zelfstandigheidsniveau 1 (op een schaal van negen niveaus) betekent dat de functie geen persoonlijke invulling kent en de frequentie, duur en volgorde van het handelen geheel afhankelijk zijn van een machine dan wel een procedure. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overwogen dat in de functie geen enkel initiatief wordt gevraagd en eigen inbreng niet gewenst is. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn commentaar van 9 juni 2006 te kennen gegeven de functie geschikt te achten aangezien eenvoudiger werk niet bestaat.
4.2. Wat betreft het zelfstandig handelen in de functie samensteller (sbc-code 264140) heeft Schakel gesteld dat de functie niet geschikt is omdat wordt gewerkt aan de hand van een opdracht. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overwogen dat het in deze functie vereiste zelfstandigheidsniveau 2 een minimale persoonlijke invulling meebrengt waarbij appellante slechts eenvoudige keuzen hoeft te maken. De bezwaarverzekeringsarts heeft gesteld de functie geschikt te achten aangezien deze gestructureerd en eenvoudig is en weinig eigen inbreng vergt.
4.3. Schakel heeft vraagtekens geplaatst bij het handelingstempo in de functie van printmonteur gelet op de - naar zijn opvatting - vereiste mate van zorgvuldigheid. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overwogen dat in de functie geen hoog handelingstempo aan de orde is, gelet op de bij het betreffende item gestelde normaalwaarde, en appellante een normaal werktempo aankan. De specifieke items veelvuldige deadlines of productiepieken en hoog handelingstempo komen in de functie niet voor.
4.4. De Raad stelt vast dat de bezwaararbeidsdeskundige heeft gereageerd op de hiervoor weergegeven (veelal vragenderwijs gestelde) opmerkingen van Schakel. De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan de in onderling overleg tot stand gekomen bevindingen en conclusies van de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts.
Appellante heeft gewezen op de vermelding dat het handelingstempo in de functie van samensteller afhankelijk is van de order. Voor zover appellante hiermee heeft bedoeld te stellen dat de weergave van de functiebelasting in het Resultaat functiebeoordeling onjuist is, wijst de Raad op zijn vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van
8 augustus 2006 (LJN AY6390), dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van aan het CBBS ontleende gegevens. De door appellante bedoelde vermelding geeft de Raad in dit geval geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de functiegegevens.
4.5. Appellante heeft voorts gesteld dat haar beperkingen voor uiten van eigen gevoelens aan het verrichten van de functies in de weg staat. De functie van samensteller acht appellante niet passend omdat zij een aandrukstempel moet hanteren terwijl zij een beperking heeft voor kracht zetten. Voorts heeft appellante gesteld dat haar beperking voor statische nekbelasting ruim moet worden opgevat.
4.6. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overwogen dat het uiten van eigen gevoelens in de functies geen knelpunt is omdat daarin geen bijzondere aanspraak op communicatieve vaardigheden wordt gedaan. Wat betreft handgebruik in de functie van samensteller heeft de bezwaararbeidsdeskundige gesteld dat het kleine componenten betreft waarvoor fijne motoriek nodig is, maar het zetten van kracht niet aan de orde is. Voorts is volgens de bezwaararbeidsdeskundige in de geselecteerde functies geen sprake van een gedwongen nekhouding of van het langdurig in één stand houden van het hoofd.
4.7. Gelet op deze overwegingen van de bezwaararbeidsdeskundige geven de hiervoor weergegeven stellingen van appellante de Raad geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van diens conclusies. Het bestreden besluit berust op uitgebreid en zorgvuldig onderzoek.
4.8. Naar het oordeel van de Raad - hetgeen ook rechtbank heeft geoordeeld - moet appellante per 10 juli 2003 in staat worden geacht beide, hiervoor onder 4.1 en 4.2 genoemde, functies te verrichten en is terecht per die datum de ZW-uitkering beëindigd. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J.F. Bandringa en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) W.R. de Vries.
JL