ECLI:NL:CRVB:2008:BG6535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering op basis van geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering werd bevestigd. Appellante ontving sinds 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze werd per 11 augustus 2002 ingetrokken. Na een ziekmelding bij het Uwv op 3 juni 2003, werd haar ZW-uitkering op 10 juli 2003 beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante geschikt was voor ten minste één van de functies die bij de WAO-beoordeling waren geselecteerd, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid door de bezwaarverzekeringsarts.
In hoger beroep heeft appellante de juistheid van deze conclusie betwist, maar de Raad heeft vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Appellante voerde aan dat zij niet in staat was om de functie van printmonteur uit te oefenen vanwege haar beperkingen, maar de Raad oordeelde dat de functie geschikt was, gezien de vastgestelde belastbaarheid. De bezwaararbeidsdeskundige had ook geconcludeerd dat de functie van samensteller geschikt was, ondanks de zorgen van appellante over haar beperkingen.
De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante per 10 juli 2003 in staat was om de geselecteerde functies te verrichten, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.