de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 juni 2007, 06/787 (hierna: aangevallen uitspraak),
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 5 december 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. D.H. Sloof, advocaat te Almere, een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft bij wijze van reactie op dit verweerschrift het rapport van 17 augustus 2007 van bezwaararbeidsdeskundige J.G. Schipper ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Rebel. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Sloof, voornoemd.
1. Bij besluit van 3 maart 2006 (bestreden besluit) heeft appellant gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van betrokkene per 13 februari 2006 in te trekken.
1.1. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat betrokkene op 13 februari 2006, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van de drie functies met de hoogste lonen, met het voor betrokkene geldende maatmaninkomen resulteert volgens appellant in een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%.
1.2. De rechtbank heeft het door betrokkene tegen het bestreden besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en beslissingen gegeven over proceskosten en griffierecht.
1.3. De rechtbank heeft bij de uitspraak overwogen dat zij zich kan verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit. Om reden dat appellant onvoldoende gemotiveerd had waarom de geduide functies ondanks signaleringen toch als voor betrokkene passend aangemerkt kunnen worden, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank voorts overwogen dat, nu ook de functie parkeercontroleur met sbc-code 342022, gelet op het vereiste opleidingsniveau (VMBO-niveau) komt te vervallen, deze functie ten onrechte aan de schatting ten grondslag is gelegd. Dit betekent dat slechts een tweetal functies als grondslag voor de onderhavige schatting resteert, hetgeen in het licht van de getalsmatige eisen als vervat in het Schattingsbesluit 2004 ontoereikend is, aldus de rechtbank.
2.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is afgegaan op een kennelijke verschrijving door de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 15 februari 2007. Weliswaar is in deze rapportage vermeld, dat de desbetreffende functie kwam te vervallen, maar uit de arbeidsmogelijkhedenlijst van 5 december 2005 blijkt duidelijk dat voor deze functie geen VMBO-niveau wordt gevraagd, doch basisonderwijs met enkele jaren vervolgonderwijs. Mitsdien voldoet betrokkene wel aan de toegangseis voor deze functie en is er, nu de schatting gebaseerd is op drie functies, aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
2.2. Namens betrokkene is als verweer aangevoerd dat het gestelde functieniveau van de functie parkeercontroleur bij gebreke aan verifieerbare gegevens wordt bestreden. Daarnaast wordt bestreden dat betrokkene opleidingsniveau 2 heeft, nu zij slechts enkele jaren basisonderwijs heeft gevolgd en weliswaar als assistent verzorgende werkzaamheden in het kader van een stage heeft verricht, maar ter zake geen certificaat heeft behaald. Buiten een inburgeringscursus heeft zij geen opleiding in Nederland genoten.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst van 5 december 2005 blijkt dat de functie parkeercontroleur met sbc-code 342022 een opleidingsniveau 2 kent en als eis stelt dat de betrokkene basisonderwijs met enkele jaren vervolgonderwijs heeft gevolgd. De betrokkene moet in staat zijn een aantal interne cursussen te volgen zoals een belastingcursus en RVV. Zoals de Raad al eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 februari 2006, LJN AV1966) impliceert opleidingsniveau 2 dat de betrokkene kan lezen, schrijven en rekenen op einde basisschoolniveau. VMBO-niveau wordt derhalve, ook in het onderhavige geval, niet verlangd.
3.2. De Raad is dan ook van oordeel dat de bezwaararbeidskundige in zijn rapportage van 15 februari 2007 de desbetreffende functie ten onrechte, en blijkbaar bij wijze van verschrijving, als ongeschikt heeft aangemerkt. Dit blijkt ook uit het vervolg van de rapportage waarin is gemotiveerd dat de functie de belastbaarheid van betrokkene niet te boven gaat.
3.3. Met betrekking tot de vraag of betrokkene aan dit opleidingsniveau voldoet, overweegt de Raad dat blijkens het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 mei 1999 betrokkene heeft gemeld dat zij in Marokko volledig afgerond lager onderwijs heeft gevolgd, waarna zij in Nederland in de jaren 1995-1996 (met studiefinanciering) de opleiding verzorging heeft gevolgd en dat zij beschikt over het certificaat verzorgingsopleiding. Daarmee voldoet betrokkene dus zonder meer aan het vereiste opleidingniveau. Bovendien heeft betrokkene als huishoudelijk medewerker een aantal jaren op dit niveau gefunctioneerd.
3.4. Ook aan de hand van de beschrijving van de functie in het resultaat functiebeoordeling van 5 december 2005 is de Raad van oordeel dat betrokkene deze functie zonder meer moet kunnen vervullen.
3.5. De eerst in hoger beroep opgeworpen stelling dat betrokkene geen afgerond basisonderwijs heeft genoten en dat zij hooguit bij wijze van stage, verzorgende werkzaamheden zou hebben verricht en geen certificaat verzorgingsopleiding zou hebben, strookt niet met hetgeen betrokkene eerder heeft gesteld. Betrokkene heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hetgeen zij bij de arbeidsdeskundige in 1999 heeft verklaard onjuist zou zijn. De door betrokkene niet bestreden omstandigheid dat zij voor het volgen van een opleiding studiefinanciering heeft ontvangen steunt haar bepaald niet in haar stelling dat zij slechts een stage heeft gevolgd.
3.6. Gelet op het voorgaande is de functie parkeercontroleur terecht aan de schatting ten grondslag gelegd, waarmee in dit geval voldaan is aan de eis van artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dat tenminste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies bij de schatting in aanmerking moeten worden genomen.
3.7. Het hoger beroep van appellant slaagt derhalve. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, voorzover daarbij appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Raad ziet aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij appellant is opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008.