ECLI:NL:CRVB:2008:BG6508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die haar beroep tegen de intrekking van haar WAO-uitkering ongegrond heeft verklaard. De intrekking vond plaats per 21 november 2005, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante volgens het Uwv was afgenomen naar minder dan 15%. De rechtbank oordeelde dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslagen waren voor deze beslissing en dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies binnen de vastgestelde medische beperkingen viel.
Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A. Severijn, heeft in hoger beroep opnieuw haar grieven naar voren gebracht, waarbij zij onder andere aanvoert dat de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) onjuist is opgesteld. Ze betwist dat er geen beperking is op het aspect omgaan met conflicten en stelt dat de functies onder de sbc-codes 315120, 516070 en 516080 medisch niet passend voor haar zijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante in essentie een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd en dat er geen nieuwe relevante gezichtspunten zijn gepresenteerd.
De Raad heeft de door de rechtbank gemaakte overwegingen onderschreven en concludeert dat de psychische belastbaarheid van appellante op de datum in geding door het Uwv niet onjuist is ingeschat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 5 december 2008 door de Centrale Raad van Beroep, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden.