ECLI:NL:CRVB:2008:BG6307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van verborgen beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die sinds 25 maart 1998 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2007. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 24 juli 2006 vernietigd, omdat er verborgen beperkingen waren vastgesteld in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de toelichting bij bepaalde aspecten van de FML onvoldoende was gemotiveerd, waardoor de belastbaarheid van betrokkene niet correct was beoordeeld.
In hoger beroep heeft appellant rapportages overgelegd van bezwaarverzekeringsarts H.B.M. Hesse en bezwaararbeidsdeskundige M.N.J. Kollaard, waarin zij de argumenten van de rechtbank weerleggen. Betrokkene heeft zich achter de opvatting van de rechtbank geschaard. De Raad oordeelt dat de nadere motivering van appellant in hoger beroep voldoende overtuigend is en dat de arbeidsbeperkingen van betrokkene vaststaan. Hierdoor concludeert de Raad dat betrokkene in staat moet worden geacht de geduide functies uit te oefenen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar vernietigt het gedeelte waarin is bepaald dat appellant een nieuw besluit moet nemen. De rechtsgevolgen van het besluit van 24 juli 2006 blijven in stand. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, begroot op € 322,-. De uitspraak is gedaan op 28 november 2008 door de Centrale Raad van Beroep, met R.C. Stam als voorzitter en W.R. de Vries als griffier.