ECLI:NL:CRVB:2008:BG6000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en terugvordering van onverschuldigde betalingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een directeur grootaandeelhouder die een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) heeft ontvangen. De appellant, vertegenwoordigd door B.J. Oosterink, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, die zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had eerder besloten dat de uitkering van de appellant niet tot uitbetaling zou komen vanwege inkomsten uit arbeid, en had de uitkering per 1 januari 2003 ingetrokken. Tevens had het Uwv een bedrag van € 22.358,71 teruggevorderd wegens onverschuldigde betaling over een eerdere periode.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 21 november 2008 de overwegingen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, in betekenende mate werkzaam is gebleven in de vennootschap waarvan hij grootaandeelhouder is. De Raad verwierp de stelling van de appellant dat het Uwv ten onrechte is uitgegaan van de door de vennootschap opgegeven inkomsten. Ook de argumenten van de appellant met betrekking tot de loonbelasting en de hoogte van zijn inkomsten werden niet gevolgd. De Raad concludeerde dat de appellant zelf verantwoordelijk is voor de hoogte van zijn inkomsten als directeur grootaandeelhouder en dat zijn argumenten niet voldoende waren om de eerdere besluiten van het Uwv te weerleggen.
De uitspraak bevestigt dat de appellant geen recht heeft op de uitkering en dat de terugvordering van het Uwv gerechtvaardigd is. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom en is openbaar uitgesproken.