ECLI:NL:CRVB:2008:BG5998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering en medische geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin het bezwaar van appellante tegen de weigering van een WAZ-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als zelfstandig ondernemer werkzaam was, had zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege rugklachten. Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt was, en dat zij medisch gezien geschikt was voor bepaalde functies. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar lichamelijke en psychische klachten ernstiger waren dan door het Uwv werd aangenomen, en dat er een medische urenbeperking zou moeten worden vastgesteld.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2008 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende medische onderbouwing had voor zijn standpunt en dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies medisch gezien geschikt waren voor appellante. De Raad oordeelde dat de rechtbank de zaak terecht ongegrond had verklaard, maar dat er aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand. De proceskosten werden begroot op € 442,70, te betalen door het Uwv aan de griffier van de Raad. Tevens werd bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 142,- diende te vergoeden.