ECLI:NL:CRVB:2008:BG5995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had in zijn besluit van 21 juli 2006 gesteld dat appellant niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, omdat hij in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Appellant voerde aan dat zijn knie- en rugklachten niet goed waren ingeschat en dat hij niet in staat was om 8 uur per dag te werken. Hij stelde ook dat er geen stabiele medische situatie was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen niet geschikt voor hem waren.
De Raad overwoog dat de opvatting van appellant dat er geen schatting van zijn arbeidsongeschiktheid kon plaatsvinden zonder een stabiele medische situatie, geen wettelijke basis had. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om 8 uur per dag te werken en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Roermond, die eerder het beroep van appellant had gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, en dat het hoger beroep van appellant geen doel trof.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.