[Naam appellant 1] en [Naam appellant 2], als wettelijk vertegenwoordigers van [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2007, 06/562 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen (hierna: College)
Datum uitspraak: 19 november 2008
Namens appellanten heeft R.G.H. Rosenkamp, werkzaam bij MEE Friesland, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008. [Appellant 1] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. D. Maat, advocaat te Groningen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door A.D. de Grave, werkzaam bij de gemeente Heerenveen.
1.1. Appellanten hebben door middel van een op 3 november 2003 gedateerd formulier op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) ten behoeve van hun gehandicapte zoon [M.] geboren [in] 2001, een woningaanpassing aangevraagd in de vorm van een uitbouw van de begane grond met een badkamer en een slaapkamer waar appellanten en [M.] kunnen slapen.
1.2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Regionaal Indicatie Orgaan (hierna: RIO) op 11 december 2003 advies uitgebracht en heeft BCN-Drachten op 5 februari 2004 een bouwtechnisch advies uitgebracht, waarin wordt uitgegaan van een benodigd oppervlak voor de aanbouw van in totaal 35m2. Vervolgens heeft de gemeente aan appellanten voorrang verleend bij toewijzing van een kavel bouwgrond, omdat er geen woning was te vinden waar de benodigde aanpassingen te realiseren zouden zijn. Door appellanten is aangekocht aan de [adres] kavel 4 [wijk] te [woonplaats].
1.3. Bij besluit van 14 april 2004 heeft het College aan appellanten € 13.280,-- toegekend voor het treffen van voorzieningen aan een nieuw te bouwen woning. Dit bedrag is gebaseerd op het in het gemeentelijke Besluit financiële tegemoetkomingen WVG (hierna: Besluit) vastgestelde maximum voor de benodigde ruimtes van in totaal 17 m2. Hierbij is het volgende vermeld: “De subsidiëring is uitsluitend bestemd voor een rolstoeltoegankelijke en rolstoeldoorgankelijke woning waarvan de afmetingen van een slaapkamer en een natte cel op de begane grond overeenkomen met het schetsplan van BCN. In verband hiermee is het van belang dat eventuele afwijkingen van het aanpassingsplan vooraf bij de afdeling WVG worden gemeld. Op basis van die melding zal de beoordeling van de afwijking plaatshebben en zal worden beslist over de gevolgen voor de subsidiëring.”
2.1. Naar aanleiding van een door appellanten bij de gemeente Heerenveen ingediend bouwplan, waarin niet langer wordt uitgegaan van een uitbouw op de begane grond met een badkamer en een slaapkamer waar de ouders en [M.] kunnen slapen, maar van een natte cel op de begane grond en een ouderslaapkamer op de eerste verdieping met een vide naar de op de begane grond gelegen slaapkamer van [M.], heeft het College zich laten adviseren door het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ). In het advies van 5 januari 2005 is het CIZ tot de conclusie gekomen dat het ingediende plan voldoet aan het programma van eisen.
2.2. Op 24 maart 2005 heeft BCN-Drachten een nieuw bouwtechnisch advies uitgebracht, waarin wordt uitgegaan van een benodigd oppervlak van de badkamer en de slaapkamer van [M.] van in totaal 27,2 m2.
2.3. Bij besluit van 19 april 2005 heeft het College het besluit van 14 april 2004 ingetrokken en aan appellanten met toepassing van de hardheidsclausule € 6.093,12 toegekend voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van [M.] aan de nieuw te bouwen woning. Bij de berekening van dit bedrag is het College uitgegaan van een te vergoeden aantal vierkante meters van in totaal 7,8. Op de in het op 24 maart 2005 door BCN-Drachten uitgebrachte advies genoemde aantal vierkante meters van 27,2 zijn in mindering gebracht de kastenwand (2,4 m2) en het in het Besluit vastgestelde maximum van 17 m2.
2.4. Bij besluit van 17 januari 2006 heeft het College het tegen het besluit van 19 april 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder wijziging van de motivering in die zin dat de vergoeding niet op grond van de hardheidsclausule, maar op grond van artikel 2.1 van de Verordening Voorzieningen Gehandicapten gemeente Heerenveen (hierna: Vvg) wordt toegekend. Het College heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen op grond waarvan appellanten er vanuit mochten gaan dat zij zonder meer recht hadden op het bedrag van € 13.280,--, nu sprake is van een wijziging van het schetsplan van BCN-Drachten en in het besluit van 14 april 2004 de voorwaarde is opgenomen om vooraf wijzigingen door te geven. Op basis van de nieuwe tekening is er opnieuw een berekening gemaakt, waarbij is opgemerkt dat bij nieuwbouw alleen de meerkosten hoeven te worden vergoed. Bij nieuwbouw is sprake van weinig meerkosten omdat er van tevoren rekening gehouden kan worden met de situatie van de gehandicapte. Om tot een berekening te komen is gekozen de extra vierkante meters ten opzichte van een ‘normale’ aanbouw voor een gehandicapte te vergoeden, waarbij als ‘normale’ aanbouw wordt gezien het in het Besluit vastgestelde maximum van 17 m2.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van 17 januari 2006 ongegrond verklaard.
3.2. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben de Raad tevens verzocht het College te veroordelen in de door hen geleden schade in de vorm van wettelijke rente.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Vvg kan de door het College te verstrekken woonvoorziening bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing.
4.1.2. Ingevolge artikel 2.10 van de Vvg kan het College een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters waarmee de woning uitgebreid moet worden, voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn.
4.1.3. In bijlage 1 bij het Besluit is geregeld dat het aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek, voor een eenpersoonsslaapkamer: 10, voor een toiletruimte: 2, en voor een badkamer: 5 bedraagt.
4.2.1. Naar het oordeel van de Raad vereist de rechtszekerheid dat de nadere besluitvorming van het College over het toe te kennen bedrag voor de woonvoorziening ten behoeve van [M.] blijft binnen het door haarzelf bij het besluit van 14 april 2004 aangegeven kader. Dit heeft tot gevolg dat het bij dat besluit toegekende bedrag alleen nog door het College kon worden verminderd op de grond dat als gevolg van afwijkingen van het aanpassingsplan niet langer zou worden voldaan aan het door het RIO of CIZ vastgestelde programma van eisen, dan wel wanneer als gevolg van afwijkingen aan het aanpassingsplan sprake zou zijn van een totaal aantal vierkante meters aan uitbouw dat lager is dan het in het Besluit vastgestelde maximum van 17 m2. De omstandigheid dat het gaat om aanpassingen aan een nieuw te bouwen woning was reeds bekend ten tijde van het besluit van 14 april 2004, zodat dat gegeven ten tijde van de thans bestreden besluitvorming geen voor het toe te kennen bedrag negatieve gevolgen meer kon hebben.
4.2.2. Hiermee is gegeven dat, met vernietiging van de aangevallen uitspraak, het beroep gegrond dient te worden verklaard en dat het besluit van 17 januari 2006 dient te worden vernietigd.
4.3. De Raad ziet voorts met het oog op een finale beslechting van het geschil, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Nu niet tussen partijen in geschil is dat ook het bouwplan waarin sprake is van een natte cel op de begane grond en een ouderslaapkamer op de eerste verdieping met een vide naar de op de begane grond gelegen slaapkamer van [M.] aan het programma van eisen voldoet en dat plan voorts niet leidt tot een benodigde aanbouw van minder dan 17 m2, moet een bedrag van - totaal - € 13.280,-- worden toegekend ten behoeve van de aangepaste nieuwbouwwoning aan de [adres], kavel 4 [wijk] te [woonplaats].
4.4. Appellanten hebben verzocht om het College te veroordelen tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De Raad beschikt over onvoldoende gegevens om dit verzoek inhoudelijk te kunnen beoordelen. Daarom wordt het onderzoek in zoverre met toepassing van artikel 8:73, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heropend.
5. De Raad ziet ten slotte aanleiding het College te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in bezwaar, € 644,-- in beroep en € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 17 januari 2006;
Bepaalt dat aan appellanten een bedrag van - totaal - € 13.280,-- wordt toegekend ten behoeve van de aangepaste nieuwbouwwoning aan de [adres], kavel 4 [wijk] te [woonplaats];
Bepaalt dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de vergoeding van de schade;
Veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten van appellanten tot in totaal € 1.932,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het College het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 143,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Sharma als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008.