ECLI:NL:CRVB:2008:BG4573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv. Appellante, die voorheen als bejaardenverzorgende werkte, had zich in 1996 ziek gemeld vanwege rug-, schouder- en nekklachten, alsook psychische klachten. In 1997 werd haar een WAO-uitkering toegekend, maar in 2005 trok het Uwv deze uitkering in, wat leidde tot bezwaar en beroep. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er geen onvolledig of onzorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden. Appellante stelde dat de bezwaarverzekeringsarts haar niet had onderzocht en dat er onvoldoende inzicht was in de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad vond geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking had aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts had overtuigend onderbouwd waarom een urenbeperking niet noodzakelijk was, en de Raad oordeelde dat de motivering van de geschiktheid van de functies voldoende was toegelicht. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de zienswijze van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat de grieven van appellante geen doel troffen en bevestigde de aangevallen uitspraak.