ECLI:NL:CRVB:2008:BG3499

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4702WAO+06-4783WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-schatting en geschiktheid voor passende arbeid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een besluit had genomen over de geschiktheid van appellante voor passende arbeid. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 oktober 2008 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat zowel appellante als het Uwv hoger beroep hebben ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 17 januari 2007 heeft de Raad een nadere toelichting ontvangen van de bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv. Tijdens de zitting op 19 september 2008 was appellante aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.E.G. de Jong.

De Raad heeft de feiten die in de eerdere uitspraak zijn vermeld als uitgangspunt genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv appellante terecht geschikt heeft geacht voor het verrichten van passende arbeid in een omvang van gemiddeld 40 uren per week. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft daarbij de medische gegevens van appellante in overweging genomen, waaronder rapporten van haar behandelend fysiotherapeut, huisarts en psychiater.

De Raad concludeert dat er onvoldoende objectieve steun is voor een verdere medische urenbeperking. De FML houdt rekening met de rugklachten van appellante, en de functies die aan de schatting ten grondslag liggen zijn rugsparend. De Raad bevestigt de geschiktheid van appellante voor de genoemde functies en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De Raad heeft geen proceskosten vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

06/4702 WAO
06/4783 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 juni 2006, 05/4157 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het Uwv.
Datum uitspraak: 31 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Zowel appellante als het Uwv hebben hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 17 januari 2007 heeft de Raad een nadere toelichting van de bezwaararbeids-deskundige van het Uwv ontvangen.
Appellante heeft bij brief van 7 augustus 2008 nog een nadere reactie ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Appellante is daarbij verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. A.E.G. de Jong.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen derhalve voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming.
1.2. Ter zitting heeft het Uwv zijn hoger beroep ingetrokken. Het geschil tussen partijen spitst zich nog slechts toe op de vraag of het Uwv appellante terecht ingaande 19 juli 2005 geschikt heeft geacht voor het verrichten van passende arbeid in een omvang tot ongeveer gemiddeld 40 uren per week. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe overweegt de Raad als volgt.
2.1. Appellante heeft gewezen op de visie van de haar behandelend fysiotherapeut/haptonoom D. Princée-Derksen, haar huisarts S.E.M. Konijnenberg en de haar behandelend psychiater P.J. Carpentier waaruit valt op te maken dat deze behandelaars van mening zijn dat een uitbreiding van haar arbeidsuren tot meer dan 25-30 uren per week, een vergroot risico op terugval en terugkeer van eerdere klachten, met zich brengt.
2.2. Van de zijde van het Uwv is gewezen op het onderzoek door verzekeringsarts
J. Bakker van 26 april 2005 en het rapport van 27 september 2005 van bezwaarverzekeringsarts M. Hagedoorn, die aanwezig was op de hoorzitting en appellante uitleg heeft gegeven over haar medische beperkingen zoals verwoord in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 april 2005.
3. De Raad is van oordeel dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv als voldoende zorgvuldig kan worden aangemerkt. De Raad wijst er daarbij op dat verzekeringsarts Bakker appellante gedurende een aantal jaren heeft gevolgd en verbeteringen heeft geconstateerd in het functioneren van appellante in het dagelijks leven. De Raad neemt voorts in aanmerking dat ook appellante zelf heeft aangegeven dat zij in 2005 naast vrijwilligerswerk voor gemiddeld 27,5 uren per week, huishoudelijke activiteiten verrichtte, dat zij een cursus co-trainer/ervaringsdeskundige bij het GGZ heeft gevolgd, dat zij aan conditietraining deed en dat er sprake was van een toename van sociale activiteiten.
3.1. De Raad laat daar of ten tijde hier van belang al gesproken kon worden van een ‘volstrekt normale daginvulling’; doorslaggevend acht de Raad dat in de omtrent appellante voorhanden medische gegevens, ook in de informatie van de zijde van de behandelend sector, onvoldoende objectieve steun wordt aangetroffen voor het aannemen van een verdere medische urenbeperking. Ook psychiater Carpentier, bij wie appellante ten tijde van belang overigens niet meer onder behandeling was, acht een uitbreiding van arbeidsuren niet contra-geïndiceerd maar wijst veeleer op de noodzaak van begeleiding en goed overleg indien wordt overgegaan tot uitbreiding van activiteiten.
3.2. Uit de FML blijkt dat met de rugklachten van appellante, voortkomend uit een hernia, rekening is gehouden. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies betreffen alle rugsparend werk.
4. De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van appellante voor het verrichten van genoemde functies in een urenomvang van gemiddeld ongeveer 40 uren per week. Nu de functies in hoger beroep alsnog zijn voorzien van een voldoende toelichting waarmee het - vernietigde - bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd, zal de Raad, onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
5. De Raad is niet gebleken van proceskosten die op grond van 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarin is bepaald dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en
R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2008.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.D.F. de Moor.
RB