ECLI:NL:CRVB:2008:BG2043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1077 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het geschil betreft de vraag of het Uwv terecht het bezwaar van de appellant tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na verzending van dat besluit was ingediend. De appellant, woonachtig in Spanje, stelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar pas inging op het moment dat hij het besluit daadwerkelijk had ontvangen, en niet op de datum van verzending. Hij baseerde zijn argument op de bepalingen van de EEG-verordening nr. 574/72, die specifieke regels bevat over de bekendmaking van besluiten en de aanvang van beroepstermijnen.

De Raad overwoog dat het Uwv in zijn beslissing op bezwaar niet adequaat had gereageerd op de stellingen van de appellant met betrekking tot de aanvang van de bezwaartermijn. De Raad concludeerde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen inhoudelijke motivering te geven over de toepassing van de relevante bepalingen uit de verordening. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en dat het hoger beroep van de appellant slaagde. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen van de Raad.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om de rechten van betrokkenen te respecteren, vooral in situaties waarin internationale regelgeving van toepassing is. De Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was om proceskosten te vergoeden, aangezien er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

06/1077 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Spanje) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2005, 04/4183 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Vervolgens heeft hij zijn standpunt nog in enkele brieven toegelicht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 2 juni 2008 heeft het Uwv een vraag van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 14 mei 2004 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van
20 november 2004 herzien en nader vastgesteld naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Dit besluit is aangetekend verzonden en is volgens appellant op
24 mei 2004 aan hem uitgereikt.
1.2. Bij aangetekend verzonden brief van 28 juni 2004, door het Uwv ontvangen op
2 juli 2004, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 mei 2004.
1.3. Bij brief van 7 juli 2004 heeft het Uwv aan appellant gevraagd waarom het bezwaar te laat is ingediend. Appellant heeft daarop medegedeeld dat in dit geval uitgegaan moet worden van de datum van de kennisgeving van het besluit en niet van de datum van verzending ervan.
1.4. Bij beslissing op bezwaar van 5 augustus 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het bezwaar op grond van verordening (EEG) nr. 574/72 (hierna: Vo. 574/72) ontvankelijk is. Daarbij heeft hij erop gewezen dat op grond van artikel 48, eerste lid, van Vo. 574/72 in zijn geval de bezwaartermijn eerst ingegaan is op het moment waarop hij het besluit van 14 mei 2004 heeft ontvangen. In antwoord op de vraag van de Raad hoe het bestreden besluit zich verhoudt tot het bepaalde in artikel 49, tweede lid, van Vo. 574/72 heeft het Uwv medegedeeld, dat slechts wanneer niet vaststaat op welke datum een besluit is verzonden de bezwaartermijn aanvangt op het moment waarop het door de betrokkene is ontvangen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft besloten het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 mei 2004 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken na verzending van dat besluit is ingediend.
4.2. De Raad stelt vast dat appellant zich er steeds op heeft beroepen dat in zijn geval de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eerst is aangevangen op de datum waarop hij het besluit van 14 mei 2004 heeft ontvangen. Deze stelling heeft appellant in de loop van deze procedure nader geadstrueerd door verwijzing naar enkele bepalingen in Vo. 574/72.
4.3. Door het Uwv is op de stellingen van appellant, omtrent de aanvang van de bezwaartermijn in zijn geval op grond van Vo. 574/72, niet inhoudelijk gereageerd. De Raad acht dit zeer onzorgvuldig, nu in Vo. 574/72 enkele bepalingen zijn opgenomen waarin nadere, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afwijkende, bepalingen zijn opgenomen over de bekendmaking van besluiten en over de aanvang van de bezwaar- en/of beroepstermijnen. Zo is in artikel 3, derde lid, van Vo. 574/72 bepaald dat beslissingen en andere documenten bestemd voor personen die op het grondgebied van een andere lidstaat wonen rechtstreeks per aangetekende zending met ontvangstbevestiging aan hen mogen worden medegedeeld. Voorts is in de artikelen 48 en 49 van Vo. 574/72 een specifieke regeling opgenomen omtrent de bekendmaking van diverse soorten besluiten, waaronder besluiten ten aanzien van de toekenning en herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Daarbij is bepaald dat de beroepstermijnen voor die besluiten eerst ingaan op de datum waarop de betrokkene de beslissing of de samenvatting ervan heeft ontvangen.
4.4. De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid nu het Uwv er geen blijk van heeft gegeven de stellingen van appellant getoetst te hebben aan voornoemde bepalingen en ook naar aanleiding van vragen van de Raad geen enkele inhoudelijk motivering ten aanzien van de mogelijke toepassing van die bepalingen heeft gegeven. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Het Uwv dient met inachtneming van het hiervoor overwogene een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken. Beslist wordt mitsdien als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van het hiervoor overwogene;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het gestorte recht van € 140,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en F.J.L. Pennings als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
OA
III. RESOLUCION
El Consejo Central de Apelación;
Administrando justicia:
Anula la sentencia impugnada;
Declara fundada la apelación contra el decision impugnada y anula dicha decision;
Dispone que el Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (el consejo de administración de la Entidad de Aplicación de seguros de trabajadores) tome una decision nueva a la objection presentada teniendo en cuenta las consideraciones que preceden;
Dispone que la Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Entidad de Aplicación de seguros de trabajadores) le abone al apelante los derechos judiciales de € 140,--.
La presente sentencia ha sido dictada por M.M. van der Kade como presidente y
T.L. de Vries y F.J.L. Pennings como miembros. La decisión ha sido pronunciada el
16 octubre de 2008 en audiencia pública, en presencia de W. Altenaar como Secretario.