ECLI:NL:CRVB:2008:BG1798
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de rechtsgevolgen daarvan in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had op 20 februari 2007 het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering te herzien, bleven in stand. Appellante was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank, met name over de zorgvuldigheid van de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken en de vaststelling van haar medische beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 oktober 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 12 september 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die specifiek gericht zijn op het oordeel van de rechtbank. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de rechtbank de medische gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Raad heeft besloten om de aangevallen uitspraak te bevestigen, wat betekent dat de herziening van de WAO-uitkering van appellante blijft staan. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.