[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2005, 05/2177 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 oktober 2008
Namens appellante heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, waarop namens appellante is gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Jonge, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
1.1. Appellante heeft tegen door het Uwv in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziektewet genomen besluiten, gedateerd 17 juli 2002, 13 november 2002 en 28 januari 2003, bezwaar gemaakt. Bij drie afzonderlijke besluiten van 5 september 2003 heeft het Uwv alle door appellante ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten heeft appellante beroep doen instellen bij de rechtbank. Hangende dat geding heeft het Uwv bij besluit van 8 juni 2004 de beslissingen op bezwaar van 5 september 2003 ingetrokken.
1.2. Bij brief van 1 juli 2004 heeft appellante het door haar tegen de besluiten van 5 september 2003 ingestelde beroep ingetrokken onder gelijktijdig verzoek het Uwv met toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de proceskosten te veroordelen. Tevens heeft appellante verzocht om het Uwv met toepassing van artikel 8:73a van de Awb te veroordelen in geleden schade, bestaande uit de wettelijke rente.
1.3. Bij uitspraak van 29 november 2004 heeft de rechtbank op dit verzoek beslist, waarbij de proceskosten wegens de aan appellante verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 644,-. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat haar niet is gebleken van overige kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben. Voorts heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente.
1.4. Bij brief van 11 januari 2005 is namens appellante aan het Uwv gevraagd een nader besluit te nemen omtrent de gemaakte kosten die zij heeft gemaakt in verband met het inschakelen van deskundigen en ten behoeve van het opvragen van medische informatie bij de huisarts en de KNO-arts.
1.5. Bij besluit van 14 februari 2005 heeft het Uwv de in bezwaar gemaakte kosten tot een bedrag van in totaal € 714,80 vergoed. Daarbij zijn de kosten die zijn gemaakt in verband met de gevraagde inlichtingen bij de huisarts en de KNO-arts vergoed tot het door appellante aangegeven bedrag; respectievelijk € 35,80 en € 35,00. De kosten van verleende rechtsbijstand heeft het Uwv vergoed tot een bedrag van € 644,-. De kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het inschakelen van Instituut Psychosofia heeft het Uwv niet vergoed. Deze afwijzing heeft het Uwv gemotiveerd met een verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 19 november 2004, waarin is geoordeeld dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat de door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapporten niet afkomstig zijn van een medisch deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
1.6. Bij het besluit van 28 april 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 14 februari 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij - kort samengevat - overwogen dat de inhoud en totstandkoming van het besluit van 14 februari 2004 juist is. Voorts heeft het Uwv erop gewezen dat alleen de kosten van de bezwaarprocedure in geding zijn; de rechtbank heeft reeds een beslissing genomen met betrekking tot de kosten van de beroepsprocedure.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Het geschil in hoger beroep beperkt zich tot de weigering van de vergoeding van de kosten in verband met het inschakelen van Instituut Psychosofia.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Onder aanvoering van bij de Raad uit andere beroepszaken reeds bekende argumenten, heeft de gemachtigde van appellante zich op het standpunt gesteld dat de kosten verbonden aan de rapporten van Instituut Psychosofia met toepassing van artikel 7:15 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoed behoren te worden omdat de rapporten aangemerkt moeten worden als rapporten van een medische deskundige in de zin van dat Besluit.
4.2. Hetgeen door de gemachtigde van appellante is aangevoerd treft geen doel. De Raad heeft bijvoorbeeld in zijn uitspraken van 16 maart 2007, LJN-nummers: BA1360, BA1394, BA1460, BA1751 – onder verwijzing naar zijn uitspraak van 13 april 2005, LJN AT4323 – aangegeven dat en waarom in geschillen betreffende arbeidsongeschiktheid de rapporten van Instituut Psychosofia niet kunnen worden aangemerkt als rapporten van een medische deskundige, zodat de kosten van deze rapporten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad verwijst naar deze uitspraken. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 15 mei 2007, LJN: BA5367, voegt de Raad daar nog aan toe dat het tot de exclusieve taak van de rechter behoort om in geschillen een bindende wetsuitleg te geven. Dit brengt met zich dat het de taak van de rechter is om in het kader van een verzoek om vergoeding van kosten op de voet van de artikelen 7:15 (of 8:75) van de Awb, uitleg te geven aan het begrip (medisch) deskundige in de zin van artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en C.P.J. Goorden en J. Brand als leden. Deze beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2008.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.