ECLI:NL:CRVB:2008:BF8923
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan de intrekking ten grondslag lag, voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante, die stelt dat zij door fibromyalgie, het chronisch vermoeidheidssyndroom en psychische klachten meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, heeft in hoger beroep herhaald wat zij eerder naar voren heeft gebracht. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 10 oktober 2008 behandeld.
De Raad constateert dat het Uwv op 1 november 2005 de WAO-uitkering van appellante heeft ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2006 minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij zij oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die door de verzekeringsartsen was opgesteld.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2008 is appellante verschenen, bijgestaan door haar juridisch medewerker. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft de ingediende medische rapportages en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat appellante niet in staat is om fulltime arbeid te verrichten, maar dat de omvang van haar maatmanarbeid 20 uur per week bedraagt. Dit betekent dat zij niet verplicht is om fulltime te werken om haar maatmaninkomen te verdienen.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.