ECLI:NL:CRVB:2008:BF0341

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5749 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak vond plaats op 21 augustus 2008 en betreft de zaak met nummer 07/5749 WAO. De appellant, wonende in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 7 september 2007. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 3 april 2008 geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat hij het griffierecht wel binnen de gestelde termijn had voldaan. Hij verwees naar een bijlage die zou aantonen dat de betaling op 17 januari 2008 was gedaan, terwijl de termijn op 17 december 2007 verstreek.

Tijdens de zitting op 10 juli 2008 was de appellant niet aanwezig, maar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vertegenwoordigd door mr. C.F. Sitvast. De Raad heeft de argumenten van de appellant in het verzetschrift beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze onvoldoende gronden boden voor gegrondverklaring van het verzet. De Raad stelde vast dat de betaling van het griffierecht pas op 22 januari 2008 op de rekening van de Raad was ontvangen, wat na de fatale termijn was. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter M.M. van der Kade en de leden H.J. Simon en H.J. de Mooij, met M.J. Bernhagen als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2008.

Uitspraak

07/5749 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 7 september 2007, 07/345 WAO (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv).
Datum uitspraak: 21 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 3 april 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 10 juli 2008, alswaar appellant niet is verschenen en namens het Uwv mr. C.F. Sitvast is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 3 april 2008 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn is voldaan.
De Raad is van oordeel dat de door appellant aangevoerde omstandigheden in het verzetschrift onvoldoende gronden bevatten die tot gegrondverklaring van het verzet kunnen leiden.
Appellant schrijft in het verzetschrift het griffierecht wel binnen de termijn te hebben voldaan en verwijst daarvoor naar een bijlage waaruit blijkt dat het griffierecht op 17 januari 2008 is overgemaakt. Op 22 januari 2008 is het griffierecht op de rekening van de Raad ontvangen. Uit hetgeen is aangevoerd kan de Raad niet anders afleiden dan dat appellant, het griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft voldaan aangezien de termijn verstreek op 17 december 2007. Gesteld noch gebleken is dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van M.J. Bernhagen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.J. Bernhagen.
OA