ECLI:NL:CRVB:2008:BE9925

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1467 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het bestreden besluit inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond had verklaard. Dit eerdere besluit bepaalde dat appellante, in verband met de fictieve opzegtermijn zoals bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet (WW), tot 1 maart 2006 geen WW-uitkering toekwam.

Tijdens de zitting op 16 juli 2008 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H. Vegter. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. van Nederveen. Tijdens de zitting heeft het Uwv meegedeeld dat het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd, wat betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante moet beslissen, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan het verzoek om vergoeding van proceskosten.

De Raad heeft het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,--. Daarnaast is bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 143,-- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.A. Hoogeveen als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.J.A. Reinders.

Uitspraak

07/1467 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 30 januari 2007, 06/3692 en 06/3685 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 augustus 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H. Vegter, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 15 maart 2007 is namens appellante een aantal stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 31 januari 2008 heeft het Uwv gereageerd op een vanwege de Raad gestelde vraag.
Bij brief van 30 juni 2008 heeft de gemachtigde van appellante de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Vegter als haar raadsman. Het Uwv - vanwege de Raad opgeroepen om te verschijnen - heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Nederveen, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Bij het besluit van 1 december 2006 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 31 augustus 2006, waarbij is bepaald dat appellante in verband met de fictieve opzegtermijn als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet (WW) tot 1 maart 2006 geen WW-uitkering toekomt, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Namens het Uwv is ter zitting van de Raad meegedeeld dat het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd. Dat besluit - en in het verlengde daarvan de aangevallen uitspraak - komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
Het Uwv zal opnieuw op het bezwaar van appellante dienen te beslissen en daarbij tevens aandacht dienen te besteden aan het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar en van de wettelijke rente.
De Raad acht termen aanwezig om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellante terzake van verleende rechtsbijstand, begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep, totaal derhalve € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Draagt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ad € 143,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.A. Reinders als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) M.J.A. Reinders.
RH