[Naam appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 6 juni 2007, 06/2615 (hierna: aangevallen uitspraak)
Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen N.V., gevestigd te Zeist, (hierna: Groene Land)
Datum uitspraak: 26 augustus 2008
Namens appellante heeft mr. A. Boeve, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Groene Land heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2008. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Boeve. Groene Land heeft zich, hoewel daartoe opgeroepen, niet laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 30 november 2005 bij Groene Land een aanvraag ingediend voor een door drs. H. Dekkers in München uit te voeren minimaal invasieve reconstructie van het spinaal kanaal op drie niveaus.
1.2. Bij besluit van 29 december 2005 heeft Groene Land deze aanvraag afgewezen. Hieraan heeft Groene Land ten grondslag gelegd dat er geen reden is voor behandeling in het buitenland, omdat een door een in Nederland gevestigde specialist gestelde operatie-indicatie voor deze reconstructie ontbreekt.
1.3. De aangevraagde operatie heeft plaatsgevonden op 31 januari 2006.
2.1.1. Op 6 maart 2006 heeft appellante Groene Land het verslag van de operatie van drs. Dekkers en een verwijsbrief van haar huisarts dr. M. Blanker gefaxt.
2.1.2. Omdat de toegezonden informatie niet toereikend werd geacht, heeft Groene Land appellante bij brief van 13 maart 2006 in de gelegenheid gesteld om informatie op te vragen bij de neuroloog dr. G. de Jong, werkzaam in het ziekenhuis De Weezenlanden te Zwolle.
2.1.3. Op 14 april 2006 heeft appellante Groene Land een verklaring van dr. De Jong van 3 april 2006 gefaxt.
2.2. Bij besluit van 19 april 2006 heeft Groene Land aan appellante meegedeeld dat het verzoek om vergoeding van de kosten van de ingreep niet kan worden gehonoreerd, nu de brief van dr. De Jong van 3 april 2006 geen operatie-indicatie bevat.
2.3. Bij fax van 30 mei 2006 heeft appellante bezwaar gemaakt.
2.4. Bij besluit van 1 november 2006 heeft Groene Land het bezwaar van appellante gericht geacht tegen het besluit van 29 december 2005 en dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Groene Land heeft in het besluit van 1 november 2006 tevens meegedeeld dat het bezwaarschrift, voor zover zich dat richt tegen de brief van 19 april 2006, wordt doorgestuurd naar de betreffende afdeling, die appellante hierover nader zal berichten.
3.1. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 1 november 2006 ongegrond verklaard.
3.2. Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. De Raad stelt vast dat appellante met het bezwaarschrift van 30 mei 2006 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 19 april 2006. In de aanhef van dit bezwaarschrift staat immers: “bezwaar beslissing kenmerk: 401524264/NABA1, d.d. 19 april 2006”.
4.1.2. Hieruit volgt dat Groene Land het bezwaarschrift ten onrechte gericht heeft geacht tegen het besluit van 29 december 2005 en dat het dit bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van Groene Land dat appellante bezwaar zou hebben gemaakt tegen het besluit van 29 december 2005.
4.2. Het besluit van 1 november 2006 moet, gelet op hetgeen onder 4.1.1 en 4.1.2 is overwogen, worden vernietigd. Dit betekent tevens dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
4.3. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad voorts vast dat Groene Land tot op heden niet heeft beslist op het tegen het besluit van 19 april 2006 gemaakte bezwaar. De Raad zal Groene Land dan ook opdragen om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van appellante van 30 mei 2006, gericht tegen het besluit van 19 april 2006.
4.4. De Raad veroordeelt Groene Land tot vergoeding van de proceskosten van appellante. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden begroot op € 644,-- in beroep en € 644,-- in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 1 november 2006;
Draagt Groene Land op om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van appellante van 30 mei 2006, gericht tegen het besluit van 19 april 2006;
Veroordeelt Groene Land in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--;
Bepaalt dat Groene Land aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 144,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.N.A. Bootsma en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J. Bernhagen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2008.