ECLI:NL:CRVB:2008:BE9536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAO-uitkering in het kader van de Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 december 2005, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 3 december 1973 een WAO-uitkering, maar was sinds 1999 gedetineerd. Na de inwerkingtreding van de Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden (Wsg) op 1 mei 2000, heeft het Uwv zijn uitkering met ingang van 1 augustus 2000 geschorst. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Uwv op 24 januari 2001 de ten onrechte betaalde uitkering over een bepaalde periode teruggevorderd, wat door de rechtbank in eerdere uitspraken is bevestigd.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om de nationale rechtsmiddelen uit te putten, omdat hij pas in 2003 kennisnam van het besluit van 25 oktober 2001 en hem destijds een toevoeging voor rechtsbijstand was geweigerd. De Raad overweegt dat de situatie van appellant niet vergelijkbaar is met die in het arrest Dangeville, waarin sprake was van een doorbreking van de formele rechtskracht van besluiten. De Raad concludeert dat appellant de nationale rechtsmiddelen niet heeft uitgeput en dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit van het Uwv te heroverwegen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit standhoudt. De Raad ziet geen termen om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2008.