ECLI:NL:CRVB:2008:BE9498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- C.P.J. Goorden
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die sinds 10 december 1998 arbeidsongeschikt was door letsel aan haar slokdarm, had aanvankelijk een uitkering ontvangen op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling in 2005, uitgevoerd door arts G.W. Alibahadoer, werd vastgesteld dat appellante beperkingen ondervond bij hoge werkdruk en zware fysieke werkzaamheden. De arts stelde een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op, waaruit bleek dat het verlies aan verdienvermogen 0% was. Op basis hiervan besloot het Uwv op 19 april 2005 om de WAO-uitkering van appellante per 19 juni 2005 in te trekken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, omdat er geen aanwijzingen waren dat het Uwv onjuiste medische beperkingen had vastgesteld. Appellante ging in hoger beroep en stelde dat de FML te geringe beperkingen aannam en dat de geselecteerde functies niet met haar waren besproken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de grieven van appellante niet slaagden. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML de beperkingen van appellante adequaat weergaf. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding.