ECLI:NL:CRVB:2008:BE9058

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5249 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van de functie verkoper groothandel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 juli 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene, [Naam betrokkene], gegrond verklaard en het besluit van appellant om de WAO-uitkering van betrokkene per 2 juni 2005 te herzien, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat betrokkene niet in staat was de functie van verkoper groothandel uit te oefenen vanwege een overschrijding van het aantal te werken uren.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de functie van verkoper groothandel wel degelijk passend is. Appellant heeft aangevoerd dat de feitelijke werkweek 20 uur bedraagt en niet 20,50 uur zoals eerder vermeld. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen en geconcludeerd dat de functie verkoper groothandel passend is voor betrokkene. De Raad heeft vastgesteld dat de vermelding van 20,50 uur per week op de arbeidsmogelijkhedenlijst een kennelijke vergissing was en dat de werkbelasting in deze functie niet boven de belastbaarheid van betrokkene uitkomt.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, behoudens het onderdeel waarin appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtsgevolgen van het besluit van 23 augustus 2005 blijven in stand. Tevens is appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 322,=, en is er een griffierecht van € 422,= opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A. Wit.

Uitspraak

06/5249 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 juli 2006, 05/2361 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 25 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. T Voortman-Foppen, werkzaam bij De Unie te Culemborg, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2008. Appellant was vertegenwoordigd door
mr. E.J.S. van Daatselaar. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant van
23 augustus 2005, waarbij in bezwaar is gehandhaafd het besluit de WAO-uitkering van betrokkene per 2 juni 2005 te herzien, gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene dient te nemen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst. Met betrekking tot de geduide functies heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene in staat moet worden geacht de functies productiemedewerker textiel en medisch laborant uit te oefenen. De functie verkoper groothandel is naar het oordeel van de rechtbank ongeschikt voor betrokkene vanwege overschrijding van het aantal te werken uren.
2.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de functie verkoper groothandel wel degelijk passend is. Bij brief van
16 april 2008 heeft appellant aangegeven dat uit nader overleg met de (staf)arbeidskundig analist is gebleken dat in deze functie 4 uur per dag wordt gewerkt. De feitelijke werkweek bedraagt daarmee 20 uur en niet 20,50 uur. Ter zitting is aangegeven dat de contractduur 19,50 uur per week is en dat er per week een half uur aan ADV/ATV-uren wordt opgebouwd. Dit halve uur was ten onrechte bij de feitelijke arbeidsduur in plaats van bij de contractduur opgeteld.
2.2. Betrokkene heeft het oordeel van de rechtbank omtrent de functie verkoper groothandel onderschreven. Zij kan de uitleg van appellant niet volgen en is van mening dat de wijziging van het aantal uren op de arbeidsmogelijkhedenlijst in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.
3.1. In geschil is of de functie verkoper groothandel voor betrokkene passend is.
3.2. Op basis van de in hoger beroep door appellant overgelegde informatie is de Raad van oordeel dat deze functie passend is. De Raad overweegt het volgende.
3.3. Op de arbeidsmogelijkhedenlijst van 22 augustus 2005 is bij de functie verkoper groothandel vermeld:
“Arbeidspatroon: Geen wiss. Dienst max. 4,00 u/dg. ma-vr vm
U/wk (gem): 20,50”
3.4. Appellant heeft in zijn brief van 16 april 2008 aangegeven en ter zitting nader uiteengezet dat de vermelding bij “U/wk” van 20,50 niet juist is. In plaats van 20,50 dient daar 20 te staan.
De Raad heeft geen aanleiding de nadere toelichting van appellant met betrekking tot het aantal feitelijk gewerkte uren voor onjuist te houden.
De Raad wijst er op dat de vermelding van “max. 4,00 uur/dg.” niet strookt met 20,50 uur per week; immers maximaal 4 uur per dag is per week niet meer dan 20 uur. Het herstel van deze kennelijke vergissing op de arbeidsmogelijkhedenlijst tijdens de onderhavige procedure acht de Raad in dit geval niet ontoelaatbaar.
Nu betrokkene in staat is tot arbeid gedurende 20 uur per week overschrijdt de belasting in deze functie ook op dit punt haar belastbaarheid niet.
3.5. Het vorenstaande leidt er toe dat het hoger beroep niet slaagt. Het besluit van 23 augustus 2005 was wat betreft de arbeidskundige kant onvoldoende onderbouwd en is door de rechtbank terecht vernietigd. Gelet op de nadere motivering in hoger beroep dienen de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te worden gelaten.
3.6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,= voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, behoudens voorzover de Raad van bestuur van het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 23 augustus 2005 in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep ten bedrage van € 322,=, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van € 422,= wordt geheven.
Aldus gegeven door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) A. Wit.
BP