ECLI:NL:CRVB:2008:BE9032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en deugdelijkheid van motivering door het Uwv
In deze zaak gaat het om een dubbel hoger beroep betreffende de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 augustus 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van zowel betrokkene als het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Crombag, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid herzag van 80-100% naar 55-65%. Dit besluit was gebaseerd op een theoretische schatting en werd door de rechtbank Maastricht op 6 december 2005 vernietigd wegens ondeugdelijke motivering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd waarom de functiebelasting de functionele mogelijkheden van betrokkene niet overschreed.
In hoger beroep heeft betrokkene aangevoerd dat het Uwv de ernst en omvang van zijn medische beperkingen op de datum in geding, 7 december 2004, heeft onderschat. Het Uwv heeft op zijn beurt hoger beroep ingesteld omdat het van mening was dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit op bezwaar niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad overweegt dat de argumenten van betrokkene in hoger beroep niet wezenlijk nieuw zijn en dat er geen objectieve medische gegevens zijn ingebracht die de eerdere conclusies van het Uwv in twijfel trekken.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv ook in hoger beroep niet de vereiste nadere toelichting heeft gegeven. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,- en legt een griffierecht van € 414,- op. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.