ECLI:NL:CRVB:2008:BE9015

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7238 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische grondslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren om de medische uitkomsten in de rapportages, die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, voor onjuist te houden. Appellante stelde dat haar pijnklachten niet goed waren onderzocht en dat er ten onrechte geen informatie bij haar huisarts was opgevraagd. Ze was van mening dat ze maximaal 20 uur per week kon werken en overhandigde een brief van haar behandelend reumatoloog ter ondersteuning van haar standpunt.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 4 juli 2008, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. W.P.F. Oosterbos. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten in vergelijking met haar eerdere stellingen. De brief van de reumatoloog bood geen nieuwe informatie die de beperkingen van appellante op de datum in geding, 2 november 2005, in een ander licht stelde. De Raad concludeerde dat appellante in staat moest worden geacht de functies van parkeercontroleur, loketbediende en productiemedewerker industrie uit te oefenen.

De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Tevens werd bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 143,- aan appellante moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 15 augustus 2008, met G. van der Wiel als voorzitter en M.C.T.M. Sonderegger als griffier.

Uitspraak

06/7238 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 14 november 2006, 06/351 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.P.F. Oosterbos.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 6 februari 2006 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn te vinden om de medische uitkomst in de rapportages, die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, voor onjuist te houden. De rechtbank kan zich voorts verenigen met de resultaten van het onderzoek door de bezwaararbeidsdeskundige.
2. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar pijnklachten niet goed zijn onderzocht en dat ten onrechte geen informatie bij haar huisarts is opgevraagd. Zij is van mening dat zij maximaal 20 uur per week kan werken. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een brief van haar behandelend reumatoloog van 17 november 2006 overgelegd. In verband met de berekening van haar maatmanloon heeft zij een loonstrook overgelegd.
3.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De brief van de reumatoloog leidt niet tot een andere conclusie aangezien daarin geen nieuwe informatie staat die een ander licht werpt op de beperkingen van appellante op de datum in geding, 2 november 2005. Evenmin blijkt daaruit dat appellante niet meer dan 20 uur per week zou kunnen werken.
3.2. De Raad deelt voorts het oordeel van de rechtbank dat appellante in staat moet worden geacht de functies parkeercontroleur, loketbediende en productiemedewerker industrie uit te oefenen. Nu - zoals ook het Uwv ter zitting heeft aangegeven - pas in hoger beroep door middel van de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van
29 juni 2007 op een wijze die voldoet aan de uit de jurisprudentie van de Raad voort vloeiende eisen, is toegelicht dat appellante die functies inderdaad kan uitoefenen zal de Raad de aangevallen uitspraak alsmede het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand worden gelaten.
3.3. De Raad heeft ten slotte geen aanleiding gezien om de berekening van het maatmanloon voor onjuist te houden.
4. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Aldus gegeven door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
OA